Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdKarelepiekAanduiding voor het verhalencomplex rond Karel de Grote (742-814). Deze teksten beantwoorden grotendeels aan de formele en inhoudelijke kenmerken van het chanson de geste. De Karelepiek wortelt dan ook in de oraliteit en de meeste teksten zijn anoniem. De evolutie van dit epische subgenre laat zich moeilijker beschrijven dan de Arthurepiek. Vanwege hun regionale herkomst en situering wordt in de oudere vakliteratuur ook de term Frankische roman gebruikt. De afzonderlijke teksten werden veelal ondergebracht in omvangrijke cycli. De indeling die Bertrand de Bar-sur-Aube rond 1200 in zijn Girart de Vienne geeft, verdeelt de Karelepiek in drie grote cycli, waarbij inhoud en strekking de belangrijkste criteria zijn: De eerste cyclus is de 'Geste du roi', waarin Karel de Grote zelf centraal staat (bijv. Chanson de Roland, eind 11de eeuw). In deze cyclus verschijnt Karel als sterke en machtige vorst die zijn rijk tegen (Saraceense) belagers verdedigt en zelfs weet uit te breiden. De tweede cyclus is de 'Geste de Garin de Monglane'(ook 'Geste de Guillaume d'Orange' genoemd), met een hoofdrol voor de vazallen van Karel (bijv. La Prince d'Orange, ca. 1150, en Le Charroi de Nîmes, 12de eeuw). Karel speelt hierin een soms weifelende en onzekere koning die enkel met de steun van zijn trouwe vazallen aan de macht kan blijven. De derde cyclus is de 'Geste de Doon de Mayence', met een hoofdrol voor de opstandige vazal (bijv. Renaud de Montauban, ca. 1195). In deze cyclus, de jongste, wordt gereageerd op het opkomende sterke koningschap in Frankrijk. Het revolterende gedrag van de ontrouwe vazal (vaak een sympathieke held) is het gevolg van het kwalijke gedrag van de vorst. Niet alle Karelepen zijn in een van deze cycli onder te brengen; een tekst als Garin le Loherain speelt veeleer in op lokale tradities. En hoewel de oorsprong van de Karelepiek evident Frans is, kent ook het Germaanse taalgebied een rijke traditie op dit gebied. Voor het Middelnederlands geldt dat voor de 13de- tot en met 16de-eeuwse vertalingen, bewerkingen of navolgingen van de Oudfranse chansons de geste waarin Karel de Grote centraal staat. Dat is het geval in een reeks van ridderromans die als Karelromans bekend staan. De voornaamste thema’s zijn: 1) de trouw aan de vorst (bijv. Karel ende Elegast); 2) de strijd tegen de Saracenen (bijv. het Roelantslied); 3) het kruistochtideaal (bijv. de Riddere metter Swane); 4) de trouw aan de familie en de eer van het geslacht (bijv. de Roman der Lorreinen); 5) de feodale conflicten tussen ofwel leenheer en leenman, ofwel leenmannen onderling (bijv. Renout van Montalbaen). Omdat de liefde tussen man en vrouw in deze teksten nauwelijks een rol speelt, vrouwen soms geslagen worden, en omdat sommige teksten ouder zijn dan de Brits-Keltische roman, rekent men de Karelroman of Frankische roman tot de zogeheten voorhoofse literatuur. Deze opvatting geldt tegenwoordig als verouderd, omdat de receptie van de zogenaamde voorhoofse en de hoofse literatuur gelijktijdig plaatsvond. Van de vroege geschiedenis van de Middelnederlandse Karelromans in verzen is weinig bekend; de overgeleverde bronnen dateren vrijwel allemaal uit de tweede helft van de 14de eeuw. Van een dertigtal teksten zijn fragmenten bewaard gebleven, waarvan Aiol en Mirabel, Karel ende Elegast, Renout van Montalbaen, het Roelantslied en de Roman der Lorreinen de bekendste zijn. Slechts Karel ende Elegast is in zijn geheel bewaard gebleven in drukken van rond 1500. Compleet overgeleverde prozateksten dateren van na de uitvinding van de boekdrukkunst, bijv.: De vier Heemskinderen, Hughe van Bordeaus, Sibilla en De historie van Malegijs. Anders dan in Frankrijk zijn er geen prozabewerkingen uit de handschriftenperiode bekend. Hoewel de Middelnederlandse Karelromans (doorgaans zeer vrije) vertalingen en bewerkingen van Oudfranse teksten zijn, hebben de Middelnederlandse dichters de laisse-structuur (strofen van willekeurige lengte) met assonerend rijm van het chanson de geste niet nagevolgd. De oudste vertalingen c.q. bewerkingen hebben het karakter van de Hoogduitse versificatie in ‘lange regels’ (Langzeile). Onder invloed van de achtlettergrepige Oudfranse roman in verzen zoals die vanaf het midden van de 12de eeuw ontstond, vond echter een vormverandering plaats naar teksten met gepaard (eind)rijm. Bij de vertaling en bewerking van de Oudfranse chansons de geste gebruikten de Middelnederlandse dichters bronnen van verschillende aard. In een aantal gevallen (bijv. het Roelantslied) maakten zij gebruik van een Oudfrans voorbeeldhandschrift. Andere Karelromans (bijv. Renout van Montalbaen) zijn gebaseerd op mondeling overgedragen versies van chansons de geste. De grote verschillen tussen de overgeleverde Oudfranse en Middelnederlandse teksten zijn alleen verklaarbaar als men er vanuit gaat dat de dichters hun werk schreven op grond van hun herinnering van een voorgedragen tekst. Lit: K.H. Bender, König und Vasall. Untersuchungen zur Chanson de geste XII. Jahrhunderts (1967) M. de Riquer, Les chansons de geste francaises (19683) A.M. Duinhoven, Bijdragen tot reconstructie van de Karel ende Elegast, 2 dln (1975-1981) B. Besamusca, Repertorium van de Middelnederlandse Karelepiek. Een beknopte beschrijving van de handschriftelijke en gedrukte overlevering (1983) E. van den Berg, ‘De Karelepiek. Van voorgedragen naar individueel gelezen literatuur’ in Tussentijds. Bundel studies aangeboden aan W.P. Gerritsen ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag (1985), p. 9-24 H. Kienhorst, De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek. Een codicologische beschrijving, 2 dln (1988) B.W.Th. Duijvesteijn, Madelgijs. De Middelnederlandse fragmenten en de overeenkomstige Hoogduitse verzen (1989) E. van den Berg & B. Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief (1992) F. van Oostrom, Stemmen op schrift (2006), p. 234-256.
|