Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdLangzeileEtym: Du. lange versregel. Middeleeuwse, van oorsprong Oudhoogduitse versvorm, niet gebaseerd op het principe van de alliteratie, maar op eindrijm: twee- of drieregelige strofen van volzinnen met cesuur en vaak binnenrijm. Deze versvorm werd ook in de oudste Middelnederlandse epiek nagevolgd, niet alleen in de 13de-eeuwse Middelnederlandse vertaling van het Nibelungen-epos (Nibelungenstrofe), maar ook in de 13de-eeuwse vertalingen en bewerkingen van het Oudfranse chanson de geste (Aiol, Renout van Montalbaen, Roelantslied), bijv.: Daer was gereet die spise. vele ende diere genoech In de loop van de 13de eeuw wordt de epische Langzeile verdrongen door de uit de Oudfranse literatuur overgenomen romanvorm (ridderroman): korte gepaard rijmende versregels met rijmbreking en enjambement, d.w.z. dat anders dan bij de Langzeile het einde van een versregel of een rijmpaar niet noodzakelijk, of juist bewust niet samenviel met het einde van de (vol)zin. Buiten de epiek heeft de Langzeile zich langer gehandhaafd, bijv. in het 14de-eeuwse - door het Nibelungen-epos geïnspireerde - wensdicht Vier heren wenschen (ed. Ph. Blommaert, Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen, 1838-1851): Het saten heren viere, in eenre salen wijt en in de lyriek, bijv. Het daghet inden oosten, het lichtet overal; Lit: A. Manyoni, Langzeilentradition in Walthers Lyrik (1980) E. van den Berg, Middelnederlandse versbouw en syntaxis. Ontwikkelingen in de versifikatie van verhalende poëzie ca. 1200 - ca. 1400 (1983), p. 155-190.
|
|