Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdNibelungenstrofeStrofevorm die bestaat uit vier lange versregels waarvan de eerste helft telkens vier heffingen kent en de tweede helft drie, behalve in de laatste versregel die er ook vier heeft. Twee lange regels zijn steeds voorzien van eindrijm, soms ook de laatste woorden voor elke cesuur, met als effect een omarmend rijm. De Nibelungenstrofe lijkt te zijn ontstaan uit de Oudhoogduitse epische strofe en dankt haar naam aan het Duitse heldenepos, het Nibelungenlied (12de eeuw). Ze werd toegepast in het Gudrunlied (13de eeuw) en ook in andere heldenepen. In de romantiek van de 19de eeuw hebben sommige dichters deze vorm opnieuw gebruikt in de ballade-1. Een voorbeeld van zo'n strofe, zij het met telkens drie heffingen, geeft het op het Nibelungen-epos geïnspireerde wensdicht Vier heren wenschen: Het saten heren viere, in eenre sale wijt Lit: G. Weber & W. Hoffmann, Nibelungenlied (19744) E. van den Berg, Middelnederlandse versbouw en syntaxis (1983).
|
|