Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdenjambementEtym: Fr. enjamber = overspringen < en = in, op; jambe = been. Term uit de prosodie voor een verschijnsel, ook wel overloop of oversprong genoemd, dat zich op twee terreinen afspeelt, namelijk dat van de syntaxis en dat van de versbouw. In de lees- en voorleespraktijk is het verschijnsel herkenbaar aan het feit dat de lezer zich gedwongen voelt niet of nauwelijks te pauzeren aan het eind van een regel, maar - zonder het aanbrengen van een noemenswaardige rust - door te lezen. De oorzaak is van syntactische aard: de afwezigheid van een zware syntactische grens (aangegeven door punt, puntkomma, vraagteken, uitroepteken of dubbele punt) aan het eind van de regel. De duidelijkste gevallen van enjambement zijn die waar twee woorden op elkaar volgen die grammaticaal zo nauw bij elkaar horen dat de lezer ze in een adem leest (en waartussen dan ook zelfs geen komma staat), zoals bij ‘de / man’, ‘zware / wolken’, 'hier / heen' e.d. Zie bijv. de overgang van de tweede naar de derde regel in: ik luister naar de geluiden Afhankelijk van de aard van de syntactische grens is het ene enjambement soms duidelijker dan het andere. Men vergelijke in dit verband beide onderstaande gedichtjes, waarin men een enjambement vindt bij de overgang van vs. 2 naar vs. 3 (‘fraai / In’ en ‘van / Het’): 1) Een Bromvlieg 2) Naakt in de ligstoel De lezer is geneigd tussen ‘fraai / In’ iets langer te pauzeren dan tussen ‘van / Het’. Het enjambement heeft vaak gevolgen voor de tekstinterpretatie. In het algemeen kan men zeggen dat de direct bij het enjambement betrokken woorden nauwer met elkaar in verband worden gebracht. Dit zal te meer gelden wanneer het enjambement in een gedicht voorkomt dat weinig enjambementen heeft. Enjambement als stijlfiguur om de starheid van het vers (bijv. bij gepaard rijm) te doorbreken, wordt toegepast vanaf de middeleeuwen, soms ten behoeve van de voordracht gemarkeerd met een punt en/of doorleesteken (overloopteken). Sinds de romantiek wordt het enjambement nogal eens toegepast bij woorden die een bewegingsnotie bevatten. Men zie bijv. vs. 3 en 4 van het gedicht ‘Vreugd’ van G. Gezelle: Al dikwijls in dees droevig dal Sommige dichters (bijv. Nijhoff) doen dit zo vaak dat het effect, door de lezersgewenning, minder groot kan worden. Enjambement kan een aparte werking krijgen wanneer het, optredend in een metrisch (metrum) gedicht, samengaat met antimetrie, zoals in de overgang van vs. 1 naar vs. 2 van het jambische (jambe) gedicht ‘Na een jaar’ van M. Nijhoff: In deze morgen zie ik dat de nachten Ook hier spelen rijm en ritme weer mede hun rol (nāchten/drāgend). Vergelijkbaar met dit laatste is het enjambement dat betrokken is bij overlooprijm: Nu ik mijn leven overzie, Evenals antimetrie heeft het enjambement dikwijls geen andere functie dan een formele, namelijk doorbreking van een patroon, met afwisseling als gevolg. Sinds Cats zijn goede dichters daar attent op. Lit: W. Kramer, 'Expressie-waarden van het enjambement' in De nieuwe taalgids 25 (1931), p. 65-77 A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 59 e.v. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, 'Snede, rust en enjambement bij Huydecoper en Pels' in Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde 85 (1969), p. 120-133 H. Golomb, Enjambement in poetry (1979) M.E. Loots, Metrical myths (diss., 1979) Th. Schneider, Gesetz der Gesetzlosigkeit: das Enjambement im Sonett (1992) A. van Leuvensteijn & E. Wattel, 'Redelijkheid, emotie en betrokkenheid in Vondels Lucifer: een statistisch-stilistische studie naar de functie van de claus, het perceptief continuüm en het enjambement' in Voortgang 21 (2002), p. 77-110 N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry: a new theory (2008).
|
|