Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprosodieEtym: Gr. pros-ōidia = lied gezongen bij (=pro) instrumentale muziek (ōidia = gezang); vandaar ook toonhoogte. Oorspronkelijk werd in de Griekse Oudheid de term ‘prosodie’ gebruikt voor een lied dat begeleid werd door een lier en gezongen werd ter ere van Apollo of bij het altaar van een god. Later werd de term de verzamelnaam voor ritmische of andere vormtechnische aspecten van de spreektaal en de bestudering van deze elementen in de taal of in de vormgeving van literaire teksten. Daarom maakt men vaak onderscheid tussen linguïstische en literaire prosodie. Literaire prosodie richt zich op de vormgevingselementen van proza en poëzie en met name op de klankvormen die daarbij gebruikt worden. Die technieken kunnen van allerlei aard zijn, zoals het gebruik van klank, maar ook dat van de structuur. Bij uitstek binnen de versleer – het belangrijkste onderzoeksterrein van de prosodie – is een verfijnd begrippenarsenaal ontwikkeld om verschijnselen van die klank en structuur te beschrijven, zoals de terminologie binnen metrum, ritme, rijm, accent-1 en tijd. Bij klank gaat het allereerst om de ordening van woorden, niet op grond van hun betekenissen, maar op die van de klemtonen die ze dragen. Wat de structuur betreft gaat het om de regels die de constructie van poëzie sturen, zoals de versregel (vers-1), de strofe en het gedicht. In de geschiedenis van de literatuur is van de verschillende vormen van deze prosodische verschijnselen een wisselend gebruik gemaakt. Dat heeft te maken met de verschillen in literatuuropvattingen (auteurspoëtica) die in bepaalde perioden opgeld deden. Ook genres worden dikwijls gekenmerkt door een specifieke voorkeur voor bepaalde onderdelen van de prosodie. Er is veel onderzoek gedaan naar allerlei onderdelen binnen de prosodie en er bestaat dan ook een uitgebreide literatuur over verschillende aspecten ervan. In het Nederlandse taalgebied kreeg de 19de eeuwse studie van de prosodie een stevige impuls door J. Kinkers Proeve eener Hollandsche prosodia (1810) en later door F. Kossmanns Nederlandsch versrythme: de versbouwtheorieën in Nederland en de rythmische grondslag van het Nederlandsche vers (1922). Voor schoolgebruik schreef H.J.F.M. Lodewick het boekje Literaire kunst (1955), waarvan in 1983 een vernieuwde versie als 47ste druk verscheen. Lit: A.W. de Groot, Algemene versleer (1946) #A. Preminger (ed.), Princeton encyclopedia of poetry and poetics (enlarged ed., 1974) M.E. Loots, Metrical myths (diss., 1979) G.E. Booij e.a., Lexicon van de taalwetenschap (19802) J. Myers & M. Simms (ed.), The Longman dictionary of poetic terms (1989) G.J. Vis, ‘Van harmonie en toonval: prosodiestudie in de negentiende eeuw’ in Spektator 21 (1992), 2, p. 101-115 W. Bronzwaer, Lessen in lyriek (1993) E. van Alphen e.a., Op poëtische wijze. Een handleiding voor het lezen van poëzie (1996) Ph. Hobsbaum, Metre, rhythm and verse form (The new critical idiom, 1996) J. Lennard, The poetry handbook (20052), p. 1-30 M.J. Schreuder, Prosodic processes in language and music (2006) Th. Anz, Handbuch Literaturwissenschaft 2 (2007) N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry. A new theory (2008) M. Aquien, La versification (20099).
|