Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvers-1Etym: Lat. versus = wending, rij. Term uit de prosodie voor een regel van een gedicht, typografisch als versregel herkenbaar doordat hij niet, zoals de prozaregel, de hele breedte van de bladspiegel inneemt. De doorgaans van links naar rechts (horizontaal) op de bladzijde als eenheid gepresenteerde groep woorden is het belangrijkste constituerende element van poëzie. Visueel worden versregels gekenmerkt door hun onderlinge ongelijkheid van lengte; vooral de rechter marge vertoont een ongelijke dosering van wit-1. Deze in vergelijking met prozaregels grotere zelfstandigheid van versregels ten gevolge van het regeleinde wordt soms nog extra versterkt door andere kenmerken, zoals een hoofdletter aan het begin van elke regel, eindrijm en metrum. Het gebruik van het vers blijft niet beperkt tot lyriek. Ook in de epiek (bijv. epos en hoofse roman, vandaar de naam ‘versepiek’) en in de dramatiek (bijv. de klassieke tragedie in de Oudheid, dramatisch werk in de 17de eeuw, maar ook het versdrama van T.S. Eliot) is er gebruik van gemaakt. Aangenomen wordt dat het gebruik van de versvorm ontstaan is uit het streven om een sterker emotioneel karakter te geven aan wat men schrijvend wilde uitdrukken. Eveneens wordt verondersteld dat, in samenhang hiermee, de begrenzing van een vers oorspronkelijk berustte op een zuiver ritmische (ritme) grondslag. Al vroeg voelde men echter aan dat een afbakening op louter ritmische basis niet vol te houden was; het ritme laat zich immers niet gemakkelijk begrenzen. Om te verhinderen dat de verzen zouden vervloeien, begon men gaandeweg pogingen te ondernemen om het versritme te formaliseren door middel van zeer diverse technieken. In zekere zin verloor het vers hiermee zijn echte innerlijke eenheid, want het geheel werd er telkens door herleid tot een som van kleinere elementen. Zo was het Griekse (en later Latijnse) vers samengesteld uit een bepaald aantal eenheden (versvoet), gemeten op basis van de lengte der lettergrepen die elke voet omvatte: metrisch vers of kwantitatief vers. Door de laatste versvoet opvallend van de voorgaande te laten verschillen (clausula) probeerde men vaak de grens van dit metrische vers te versterken. Ook in het Oudgermaanse vierheffingsvers (accentvers of toppenvers) bleek de basistechniek, hier het vaste aantal heffingen (beklemtoonde lettergrepen), niet te volstaan om vervloeiing te vermijden; daarom werden vaak drie heffingen met elkaar verbonden door alliteratie. Het middelnederlandse vers kan grosso modo worden beschouwd als een voortzetting van het Oudgermaanse. Het eindrijm, dat zich ontwikkelde van assonerend (assonantie) naar volrijm, nam in zekere zin de afgrenzende functie van de alliteratie over. In de renaissance raakte bij ons het heffingsvers in onbruik, ten voordele van het romaanse syllabisch vers of lettergreepvers (isosyllabisch vers), waarvan het aantal lettergrepen, dus de verslengte, vastlag. Hier en daar vindt men er in sommige middelnederlandse dichtwerken al een voorproefje van. Zo wekken de eerste regels van Karel ende Elegast de indruk getelde (in dit geval achtsyllabische) verzen te zijn, zelfs met een jambische (jambe) inslag: Vraye historie ende al waer Deze wijziging van vrijheid in de richting van gebondenheid weerspiegelt duidelijk de sterke invloed die de Italiaanse en Franse poëzie op onze dichters uitoefende. Het romaanse structuurprincipe bleek echter minder toepasselijk te zijn op het Nederlands. Daarom ging men al heel vlug over tot een vorm van metrisch vers. De steeds toenemend normatieve wijze waarop dergelijke technieken sindsdien tot in de 19de eeuw werden aangewend, leidde tot reacties. Een eerste verzet kwam bij ons van de Tachtigers, maar het was vooral in de modernistische (modernisme) stromingen sinds het einde van de 19de eeuw dat het vers gaandeweg van zijn keurslijf werd bevrijd. De expressionisten (expressionisme) brachten de eigenlijke kentering. Ze grepen met het gebruik van een nieuwe vorm (vrij vers), reeds door de Franse symbolisten (symbolisme) veelvuldig aangewend, terug naar de oorspronkelijke bedoeling: de schepping van een zuiver ritmische eenheid. Na een heropflakkering van het traditionalisme wierpen de Vijftigers alle technische conventies overboord, soms op een gewild revolutionaire manier. Zelfs de woordgrens valt bij hen niet altijd samen met de versgrens. Wat het modernisme in elk geval heeft bewerkt, is dat geen enkel hedendaags dichter zich nog langer in zijn expressie beknot moet voelen door een arsenaal van verstechnische voorschriften - hoe belangrijk die in het verleden ook geweest mogen zijn. Synoniem: versregel. Lit: A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965) G.N. Leech, A linguistic guide to English poetry (1969) P. Guiraud, La versification (1970) J.M. Lotman, Die Struktur literarischer Texte (1972) M.L. Gasparov, A history of European versification (1996) H.H. Polzer & A. van der Putte, Versvormen. Leesbaar handboek (2000) N. Fabb, Language and literary structure: the linguistic analysis of form in verse and narrative (2002), p. 136-214 J. Lennard, The poetry handbook (20052), p. 33-80 Th. Anz, Handbuch Literaturwissenschaft, dl. 2 (2007) N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry. A new theory (2008).
|