Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdexpressionismeEtym: Fr. expression = uitdrukking, formulering. Stroming in de kunsten die zich vanaf 1910 tot in de jaren ’30 vooral manifesteerde in de beeldende kunst in Frankrijk en Duitsland en die samen met het dadaïsme, surrealisme, futurisme, kubisme en constructivisme van het begin van de 20ste eeuw onder de noemer van het modernisme of van de historische avant-garde wordt samengevat. De term expressionisme is ontstaan n.a.v. de tentoonstelling van schilderwerk van J.A. Hervé in Parijs in 1901 en verspreidde zich over geheel West-Europa waar groepen ontstonden als Les Fauves, Die Brücke en Der Blaue Reiter in de schilderkunst en kunstenaars als F. Lang en F.W. Murnau naam maakten met film. In tijdschriften als Der Sturm (1910-1932) en Die Aktion (1911-1932) werd het expressionisme in de literatuur vertegenwoordigd. Het expressionisme is antirealistisch in die zin dat het zich verzet tegen het materialisme van het naturalisme en haar reproductie van de werkelijkheid en tegen de zintuiglijkheid van het impressionisme. Daarvoor in de plaats stelt het expressionisme de directe uiting van emoties en ideeën die de werkelijkheid in de beschouwer oproept, waarbij de spontane ritmiek de voorkeur heeft boven gebonden harmonie. Vandaar de in de literatuur voorkomende gebroken syntaxis of het gebruik van geïsoleerde woorden, de eruptieve beeldspraak en het gebruik van typografische experimenten, zoals die voorkomen in het werk van G. Benn, G. Trakl en Paul van Ostaijen. Voor de beeldende kunst betekent dit een abstracte weergave van de ‘ervaren’ werkelijkheid, zowel in de vorm (non-figuratief) als in het gebruik van kleur (bijv. blauwe paarden). Het nieuwe levensgevoel dat in het expressionisme manifest wordt, is de directe invloed die de mens op zijn omgeving kan hebben door de daad. Hierin liggen raakpunten met het futurisme en haar gerichtheid op dynamiek. Het expressionisme is explosief, vitaal, kosmisch gericht en soms agressief. Deze dynamische levenshouding komt o.m. tot uiting in de titels van de tijdschriften Der Sturm, Die Aktion en Das neue Pathos (1913-1914). In de literatuur wordt het thema van de natuur verdrongen door dat van de grote stad en alle aspecten daarvan worden benut: fabriek, machine, verkeer, reclame, variété, massa enz. Kenmerkend is de dynamiek van termen als ‘sprong’, ‘spanning’, ‘actie’, ‘ruimte’ e.d.: het zijn sleutelwoorden in de expressionistische poëzie. Een belangrijk thema is voorts de kosmische zelfvergroting. Men tracht het meest essentiële uit te drukken door het woord te isoleren en te verabsoluteren door weglating van de lidwoorden. Aan de schilderkunst ontleende men kleuren die bepaalde emoties, zoals gevaar, felheid, pijn e.d. moeten oproepen: Leven was enkle vlokken violette geur In beide citaten komt tevens het kosmische tot uiting in de synesthesie en de verbondenheid van mens en heelal. Na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde het expressionisme zich tot romantisch of humanitair expressionisme met humanitaire of activistische en vaak ook pacifistische of religieuze trekken, zoals die tot uiting komen in het werk van auteurs als Franz Werfel, Wies Moens en de vroege Van Ostaijen. In navolging van het unanimisme (Lat. una = één; anima = ziel) van Jules Romain, waarin gesteld wordt dat het groepsbesef belangrijker is dan de som van de individuen, wordt hier de idee van liefde voor de hele mensheid, universele broederschap en kosmische eenheidservaring beleden. De sterk ethische en religieuze geladenheid uit zich in pacifisme en politiek engagement, bijv. in het militant flamingantisme en katholicisme bij Wies Moens, of in de Berlijnse spartakistenopstand. De belangrijkste Belgische expressionisten zijn naast Wies Moens de dichters Gaston Bussens, Victor J. Brunclair en Marnix Gijsen. Het belangrijkste expressionistische tijdschrift in Vlaanderen was Ruimte (1920-1921). Paul van Ostaijen ontwikkelde zich van een aanvankelijk humanitair gericht expressionisme (Het sienjaal, 1918) tot wat hijzelf omschreef als een organisch expressionisme, de zgn. ’zuivere lyriek’ van bijv. De feesten van angst en pijn (1918-1921). Men kan zich bij deze poëzie de vraag stellen of ze nog expressionistisch genoemd kan worden of dat beter van constructivisme gesproken kan worden. De Nederlandse auteurs bleven over het algemeen buiten deze ontwikkeling, waarschijnlijk omdat Nederland niet in de Eerste Wereldoorlog betrokken was. Herman van den Bergh is de eerste belangrijke expressionist. Zijn bundel, met de typisch expressionistische titel De boog (1917), draagt hij op aan Constant van Wessem. Samen met hem en Ernst Groenevelt redigeerde hij Het Getij (1916-1924), waarin aarzelend de eerste modernistische manifesten en expressionistische poëzie verschenen. De poëzie van Van den Bergh is sterk individualitisch, apolitiek, paganistisch en kosmisch: Enkelingen zijn macht, menigten verzwakking Dit individualisme zal het modernisme in Nederland sterk bepalen, in het bijzonder de poëzie van Marsman (Verzen, 1923), die Van den Bergh als zijn voorganger erkende en sterke invloed onderging van de Duitse expressionisten (Trakl, Stramm, e.a.). Ter onderscheiding van het humanitair expressionisme spreekt men wel van het kosmisch expressionisme van Van den Bergh en Marsman. Marsman zelf gebruikte bij voorkeur de term vitalisme waar het zijn eigen poëzie betrof. Andere Nederlandse expressionisten zijn o.m. H. de Vries, J.J. Slauerhoff, R. Houwink voor zover het hun vroege poëzie betreft. Voor het expressionisme was ook het tijdschrift De Vrije Bladen (1924-1931) belangrijk als voortzetting van Het Getij. Hoewel veel van de expressionistische verworvenheden in de literatuur hun weg gevonden hebben, bloedde het expressionisme als stroming in België na 1921 dood. Marsman proclameerde de dood van zijn vitalisme in 1933 in Forum (2, 1933, p. 256-259). Lit: Het expressionisme. Zes lezingen gehouden door N.A. Donkersloot, S. Dresden, A.M.W.J. Hammacher e.a. (1954) F. van Passel, Het tijdschrift ‘Ruimte’ (1920-1921) als brandpunt van het humanitair expressionisme (1958) E. Krispijn, ‘Herman van den Bergh, Marsman en het Noord-Nederlandse expressionisme’ in De Gids 121 (1958), p. 231-249 A. Lehning, Marsman en het expressionisme (1959; reprint 1978) P. Raabe (red.), Expressionismus. Der Kampf um eine literarische Bewegung (1965) G. Stuiveling, ‘Herman van den Bergh en de eerste jaren van Het Getij’ in Willens en wetens (1967), p. 244-255 A. Arnold, Die Literatur des Expressionismus (19712) P. Hadermann, Het vuur in de verte (19732) U. Weisstein (red.), Expressionism as an international literary phenomenon (1973)# R.S. Furness, Expressionism (1973) J.J. Oversteegen, Vorm of vent (19783; reprint 2006) R. Brinkmann, Expressionismus. Internationale Forschung zu einem internationalen Phänomen (1980) J.M. Gliksohn, L’expressionisme littéraire (1990) R. Hoozee (red.), Vlaams expressionisme in Europese context 1900-1930 (1990) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 3 (1996), kol. 164-179 P. Hadermann, Paul van Ostaijen en de kunst van zijn tijd, 1896-1996 (1997) A. Deprez, ‘Wies Moens en het humanitair expressionisme’ in A.K.V.S.-schriften 37 (1998), p. 22-35 P.E. Lasko, The expressionist roots of Modernism (2003) P. Rühmkorf (red.), Expressionistische Gedichte (20042) R.G. Bogner, Einführung in die Literatur des Expressionismus (2005) H. van den Berg, ‘’Doch knap als imitatie is het’ Marsmans ‘Seinen’, August Stramm en de Sturmpoëzie na de eerste wereldoorlog’ in Nederlandse letterkunde 12 (2007) 2, p. 118-146 Ph. Ajouri, Literatur um 1900: Naturalismus, Fin de Siècle, Expressionismus (2009) K. Beekman, ‘Het expressionisme’ in G.J. van Bork & N. Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme (2010), p. 209-213 R. Beil & C. Dillmann (red.), The total artwork in expressionism: art, film, literature, theatre, dance and architecture 1905-25 (2011).
|
|