Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmodernismeEtym: Lat. modo = op dit ogenblik, nu. Modernisme is een erg complex en in verschillende betekenissen gebruikt stijl- en periodebegrip. Constant is de stam ‘modern’ in de zin van eigentijds, up-to-date of nieuw en dan in tegenstelling tot of als reactie op voorgaande of gelijktijdige, maar achterhaald geachte artistieke bewegingen. In die zin wordt de term bijv. gebruikt in ‘la querelle des anciens et des modernes’. Zo doelt Stendhal op het innoverende, eigentijdse wanneer hij ‘romantique’ als modern kwalificeert. Ook wanneer Baudelaire van ‘la modernité’ spreekt en men T.S. Eliots poëzie als modernistisch bestempelt, duidt men op deze idee van een breuk met de traditie. In deze zin van vernieuwing, het zich afzetten tegen de traditie, is er een grote verwantschap met de term avant-garde. Steeds vaker echter wordt de term ‘modernisme’ gebruikt als verzamelnaam voor een aantal internationale en innoverende stromingen in de cultuur van de eerste helft (globaal 1910-1940) van de 20ste eeuw. Tot dit modernisme worden gewoonlijk gerekend het expressionisme, het vitalisme, het fauvisme, het dadaïsme, het surrealisme, het futurisme, het imagisme, het kubisme, het constructivisme en de nieuwe zakelijkheid. Omdat er overlappingen voorkomen van deze verschillende bewegingen, soms in het werk van één auteur, geeft men er de voorkeur aan om ze samen te vatten onder de noemer ‘modernisme’. In de Spaans-Amerikaanse literatuur wordt de term ‘modernismo’ gebruikt voor een symbolistische stroming en in Brazilië verstaat men er een specifieke voortzetting van het futurisme onder die zich nu juist afzet tegen het symbolisme. De term modernisme is blijkbaar rijkelijk onderhevig aan verschillende interpretaties en dat is voor een aantal literair-historici reden om er de voorkeur aan te geven de term te vervangen door historische avant-garde. Fokkema en Ibsch daarentegen leggen de nadruk op het element van taaltwijfel die het werk van veel schrijvers uit het interbellum kenmerkt en zij beschouwen deze taalscepsis als een doorslaggevend verschijnsel om van modernisme te blijven spreken. Wanneer men ervan uitgaat dat het modernisme door de Tweede Wereldoorlog wordt begrensd, dan kiest men ervoor om het na-oorlogse modernisme met de term postmodernisme aan te duiden, maar in feite zijn de grenzen niet zo scherp te trekken en is er sprake van geleidelijk veranderende poëticale opvattingen. In de brede betekenis van het modernisme als vernieuwingsbeweging van de periode 1910-1940, vooral op het gebied van de literair-technische experimenten gelden auteurs als Joyce, Proust, Gide, Svevo, Faulkner, Woolf e.a. als modernisten. Een invloedrijk Nederlands modernistisch tijdschrift is I 10 (1927-1929), vooral ook omdat daarin veel belangrijke vertegenwoordigers van de internationale avant-garde van tussen de twee wereldoorlogen publiceerden. Daarnaast was De Stijl (1917-1932) met Theo van Doesburg en Antony Kok als literaire medewerkers en tal van beeldende kunstenaars en architecten (P. Mondriaan, B. van der Lek, J.J.P. Oud e.v.a.) representatief voor het modernisme. Lit: J.C. Brandt Corstius, ‘De nieuwe beweging’ in De Gids 120 (1957) 1, p. 363-377 J. Barzun, Classic, romantic and modern (1961) M. Bradbury & J.M. McFarlane, Modernism 1890-1930 (1976; reprint 1991) F. Bulhof (red.), Nijhoff, Van Ostaijen, ‘De Stijl’ (1976) P. Faulkner, Modernism (1977; reprint 1990) D. Fokkema & E. Ibsch, Het modernisme in de Europese letterkunde (1984) P.V. Zima & J. Strutz, Europäische Avantgarde (1987) R. Williams, The politics of modernism. Against the New Conformists (1989) J. Weisgerber, Avant-garde/modernisme (1989) F. Drijkoningen & J. Fontijn (red.), Historisch avantgarde (19913) C. Berg e.a. (red.), The turn of the century: modernism and the modernity in literature and the arts / Le tournant du siècle: le modernisme et la modernité dans la littérature et les arts (1995) F. Bulhof, ‘Contrast en realiteit: het debat over het modernisme in de Nederlandse literatuurwetenschap’ in Forum der letteren 36 (1995) 3, p. 236-246 T. Vaessens, Circus Dubio & Schroom. Nijhoff, Van Ostaijen en de mentaliteit van het modernisme (1998) V. Kolokotroni e.a. (red.), Modernism: An anthology of sources and documents (1998) P. Poplawski (red.), Encyclopedia of literary modernism (2003) J. Bartens e.a. (red.), Modernisme(n) in de Europese letterkunde: een ander meervoud (2005) D. Bradshaw & K. Dettmar, A companion to modernist literature and culture (2006) R. Scholes, Paradoxy of modernism (2006) A. Eysteinsson & V. Liska (red.), Modernism (2007) S. Ross (red.), Modernism and Theory. A critical debate (2008) P. Childs, Modernism (20082) P. Nichols, Modernisms: a literary guide (20092) Ph. Tew & A. Murray (red.), The modernism handbook (2009) P. Brooker e.a. (red.), The Oxford handbook of modernisms (2010) K. Beekman, ‘Historische avant-garde en modernisme’ in G.J. van Bork & N. Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme (2010), p. 203-239 S. Latham & G. Rogers, Modernism: evolution of an idea (2015).
|
|