Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdavant-gardeEtym: Fr. voorhoede, voorpost. Het begrip avant-garde stamt uit de renaissance toen het werd gebruikt als militaire term voor de voorhoede van een leger. Daarna werd het een metafoor voor alles wat toekomstgericht en revolutionair was. Aan het eind van de 19de eeuw kreeg de term de betekenis die hij nog steeds in kunsthistorische zin heeft, namelijk die van revolutionaire kunst, waarbij dat revolutionaire vooral in de vormgeving gezocht moet worden. In het algemeen kan men zeggen dat avant-gardekunstenaars zich afzetten tegen de geldende traditie en experimenteren met nieuwe vormen, technieken of stijlen. Op die manier forceren ze een radicale breuk met de bestaande kunstvormen, die ze op alle mogelijke manieren vaak ook belachelijk maken of op z’n minst relativeren door de kunst in een ander of ongewoon perspectief te plaatsen. De term ‘avant-garde’ werd aan het begin van de 20ste eeuw toegepast op een groep links-pacifistische kunstenaars die in 1916 bijeen kwam in het Cabaret Voltaire in Zürich. Sindsdien wordt ‘avant-garde’ gebruikt als aanduiding voor een aantal groepen vernieuwers van de kunst, speciaal voor de stromingen dadaïsme, futurisme, constructivisme en surrealisme van voor de Tweede Wereldoorlog. Deze groeperingen richtten hun kritiek vooral op de instituties van de kunst (musea, uitgeverijen, kunstopleidingen, literaire kritiek etc.). Voorts hadden ze kritiek op de estheten en hun opvatting dat kunst innerlijk een organische samenhang vertoont. Peter Bürger heeft in zijn Theorie der Avant-garde (1974) de term historische avant-garde gemunt voor deze bewegingen om ze historisch te onderscheiden van latere avant-gardebewegingen. In feite kan de benaming avant-garde namelijk gebruikt worden voor elke vooruitstrevende groep kunstenaars die breekt met de traditie, zoals bijv. de Vijftigers deden of de experimentele prozaïsten, zoals J.F.Vogelaar, L. van Marissing, I. Michiels, S. Polet e.a. Op het gebied van het toneel wordt de term ook gebruikt voor toneelschrijvers van het absurd theater, zoals Becket, Ionesco, Adamov en in het Nederlandse taalgebied Mulisch, L. de Boer en T. Brulin. Voor deze latere groepen gebruikt men bij voorkeur de term neoavant-garde. Er wordt in de literatuurbeschouwing onderscheid gemaakt tussen radicale avant-gardebewegingen en een meer gematigde avant-garde. Tot de eerste groep behoren de dadaïsten, futuristen, constructivisten en surrealisten. Tot de gematigde vormen van de avant-garde behoren het expressionisme, het vitalisme en het modernisme. Lit: H. Kramer, The age of avant-garde (1973) F.F.J. Drijkoningen e.a., Avantgarde en traditie in het moderne toneel (1978) P. Bürger, Theorie der Avantgarde (19845) J. Weisgerber (red.), Les avant-gardes littéraires au XXe siècle (2 dln, 1984; reprint 1986) P.V. Zima & J. Strutz (red.), Europäische Avantgarde (1987) J. Weisgerber, Avantgarde/modernisme (1989) F.F.J. Drijkoningen & J. Fontijn (red.), Historische avantgarde (19913) J. Weisgerber, Les Avant-Gardes littéraires en Belgique (1991) F.N. Mennemeier & E. Fischer-Lichte (red.), Drama und Theater der Europäischen Avant-Garde (1994) W. Asholt & W. Fähnders (red.), Manifeste und Proklamationen der Europäischen Avantgarde (1909-1938) (1995) W. Asholt & W. Fähnders (red.), Der Blick vom Wolkenkratzer. Avantgarde – Avantgardekritik – Avantgardeforschung (2000) H. van den Berg & G.J. Dorleijn (red.), Avantgarde! Voorhoede? (2002) A.J. Webber, The European avant-garde (2004) K. Beekman, ‘Historische avant-garde en modernisme’ in G.J. van Bork & N. Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme (2010), p. 203-223 F. Bruera & B. Meazzi (red.), Plurilinguisme et Avant-Gardes (2011).
|
|