Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfuturismeEtym: It. futuro = toekomst. Eén van de radicale historische avant-garde-stromingen binnen het modernisme van de eerste decennia van de 20ste eeuw. De term futurisme’ werd voor het eerst gebruikt door Gabriël Alomar (Spanje, 1904), maar werd door F.T. Marinetti geïntroduceerd als stroming in de kunst met zijn Futuristisch manifest in de Figaro (1909). Daarin formuleert hij in 11 punten zijn belangrijkste doelstellingen die hij als (literair) programma beschouwt. De voornaamste kenmerken van het futurisme zijn de verheerlijking van energie, gevaar, dynamiek, techniek, snelheid en de hang naar heroïek van de daad en de strijd. Het futurisme kent bij hem sterk nationalistische en activistische tendensen. Bij Marinetti leidde dit tot een voorkeur voor de daadkracht van politieke stromingen als het fascisme en de reinigende werking die hij aan oorlog toekende. Fundamenteel is ook de provocerende en nihilistische verwerping van alle traditie en cultuur (‘wij willen de musea en bibliotheken verwoesten’). De literatuur moest zich volgens de Italiaanse futuristen aanpassen aan het supersnelle en nerveuze van de technologie van de eigen tijd. Men bepleitte daartoe de integratie van kunst en dagelijks leven. In formeel opzicht werden in de literatuur interpunctie en traditionele grammaticale verbanden overboord gezet. In reactie op het symbolisme moet ook het ‘ik’ van de dichter geschrapt worden. Experimenten met klanken, geïsoleerde woorden en met typografie komen centraal te staan. Schrijven wordt sterk impulsief verbeelden, zonder remmingen: ‘parola in liberta’. In het algemeen kan men constateren dat in de literaire terminologie woorden als vuur, dynamiek, sprong, auto, vliegtuig, fabriek, menigte, stad e.d. de status van trefwoord krijgen. In de beeldspraak blijkt een voorkeur voor directheid: het beeld wordt gegeven i.p.v. het verbeelde (metonymie). Daarnaast wordt gebruik gemaakt van neologismen om de nieuwe (technische) verworvenheden aan te duiden. Met betrekking tot het theater stelt Marinetti in zijn manifest Teatro futurista sintetico (1915) overeenkomstige eisen. Toneel moet vooral kort en snel zijn, schetsmatig en eerder visueel dan verbaal. De opvoering dient een totaalspektakel te zijn (ballet, mime, zang, muziek, tekst) waarin verschillende handelingen zich tegelijkertijd afspelen (simultaneïteit) en waarin allerlei geluiden uit de chaotische en moderne werkelijkheid geïntegreerd worden (bruïtisme). Bij de Russische futuristen (Majakowski, Boerljoek, Chlebnikov, Severjanin, Pasternak) overheerste de gerichtheid op de toekomst, de sprong voorwaarts die de sociale revolutie zou moeten brengen. De technologie werd bij hen niet aanbeden om haarzelf of haar esthetiek, maar veeleer om haar rol in die sociale revolutie. Daarbij toonden ze ook meer oog te hebben voor de autonomie (autonomiebewegingen), de autoreferentialiteit van het kunstwerk (vgl.ook za(o)um). Deze ideeën hebben invloed uitgeoefend op het Russisch formalisme. Hoewel het futurisme in het Nederlandse taalgebied nauwelijks als geïsoleerd verschijnsel valt aan te wijzen, komt het nog het duidelijkst tot uiting in het vitalisme van Marsman en in het constructivisme. Het is van invloed geweest op Paul van Ostaijen (‘Huldegedicht aan Singer’) en Theo van Doesburg. In Het Getij (1916-1924) publiceerde Van Doesburg een op Marinetti gebaseerd manifest. Ook in De Stijl (1917-1923) was hij de meest uitgesproken vertegenwoordiger van het futurisme. Lit: W.G. Weststeijn, ‘Het Russisch futurisme en de vernieuwing van de poëtische taal’ in Forum der letteren 21 (1980) 1, p. 79-101 F. Drijkoningen & J. Fontijn (red.), Historische avantgarde (1982), p. 55-154 J. Weisgerber (red.), Les avant-gardes littéraires au XXe siècle, 2 dln (19862) W. Gobbers, ‘Literatuur en kunst in de greep van machine en snelheid: de impact van het futurisme in België’ in Spiegel der letteren 30 (1988) 1, p. 1-66 J. Marcade, Le futurisme Russe 1907-1917, aux sources de l’art du XXe siècle (1989) J.J. White, Literary futurism: aspects of the first avant-garde (1990) N. Stoop, ‘De rol van het futurisme in Nederland: het futurisme en De Stijl’ in M.H.Würzner e.a. (red.), Aspecten van het interbellum (1990), p. 122-141 H. van den Berg & G.J. Dorleijn, Avantgarde! Voorhoede?: Vernieuwingsbewegingen in noord en zuid opnieuw beschouwd (2002).
|
|