Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfysiologieEtym: Gr. fusis = natuur; logos = woord, gedachte, leer. Prozaschets waarin de bevolking van een stad, een bepaalde sociale groep of mensen uit een bepaalde beroepsgroep worden beschreven alsof ze natuurlijke fenomenen zijn. Het gaat daarbij eerder om typeringen dan om uitgewerkte (psychologische) portretten. Het genre werd geïntroduceerd door H. de Balzac met diens La physiologie du marriage (1829). Sindsdien kende het genre tal van navolgingen in de 19de eeuw met als bekendste voorbeeld het door L. Curmer samengestelde Les Franςais par eux mêmes (1840, 1842), dat wel de ‘encyclopédie morale du dixneuvième siècle’ is genoemd. In het Nederlandse taalgebied komen fysiologieën voor in de Camera obscura (1839) van N. Beets en J. Kneppelhout schreef ze met zijn Studententypen (1841). Een verzameling fysiologieën verscheen in De Nederlanden (1840, ed. Van der Meulen & Welsink, 1980), met als ondertitel ‘Karakterschetsen, kleederdrachten, houding en voorkomen’. Daarin worden door auteurs als J. van Lennep, J.P. Heije, N. Beets en J. Kneppelhout beschrijvingen gegeven van ‘De veerschipper’, ‘De aanspreker’, ‘De schoorsteenveger’, ‘De duivenmelker’ e.a.
De hondendokter. [bron: De Nederlanden. Karakterschetsen, kleederdragten, houding en voorkomen (z.j.), p. 73].
Lit: K. Korevaart, ‘Krant en literatuur: de fysiologie in het dagblad’ in De negentiende eeuw 15 (1991) 2, p. 89-108 R. Wezel, ‘Kneppelhout publiceert “De student-Leydenaar”’ in M.A. Schenkeveld-van der Dussen (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis (1993), p. 455-460 J. Koene, ‘De mode van de fysiologieën’ in Uit oude boeken: geschriften uit de negentiende eeuw (2005), p. 83-86.
|
|