Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpostmodernismeDe term postmodernisme is een overkoepelende aanduiding voor een breed scala van cultuurproducten, zoals literatuur, beeldende kunst, architectuur, muziek, dans, toneel, fotografie etc. De benaming werd in de jaren ’60 van de 20ste eeuw voor het eerst gebruikt in de Verenigde Staten voor het werk van Jack Kerouac. Hoewel het postmodernisme chronologisch na het modernisme komt, is het de vraag of er sprake is van een breuk. Men is het er niet over eens of het postmodernisme een voortzetting is van het modernisme na WO II of dat het daar een uitwerking van vormt. Wel gaan postmodernisten in discussie met modernistische voorgangers, maar vaak is in hun werk een radicalisering te zien van modernistische principes. Dat men het begin van deze stroming situeert rond 1960 houdt in dat het postmodernisme niet onmiddellijk aansluit op het modernisme, maar op bewegingen als het existentialisme, absurdisme en laat-modernisme. De breedheid van de term komt voort uit het feit dat hij betrekking heeft op een bepaalde wereldbeschouwing die te maken heeft met het na WO II ontstane en diepgewortelde wantrouwen m.b.t. de grote ordenende ‘verhalen’ zoals die zich in religie, politiek, wetenschap en kunst hadden gemanifesteerd. De radicale ontologische en epistemologische twijfel aan de zichzelf legitimerende systemen, die gebaseerd zijn op het principe van de eenduidige betekenis vormt de grondslag van het postmodernisme. Voor de literatuur betekent dit dat de taal als instrument van ordening en weergave van de werkelijkheid wordt gewantrouwd. De werkelijkheid is onbereikbaar en onbeschrijfbaar, omdat zich tussen subject en object de orde van de taal bevindt die altijd naar zichzelf verwijst. Dat betekent een fundamenteel sceptische verhouding tot het discours en de betekenisgeving die kenmerkend zijn voor het poststructuralisme en voor de deconstructie. Deze opvattingen impliceren een aantal verschijnselen die men in postmodernistische literatuur kan aanwijzen. Traditionele genre-indelingen worden verworpen of op een verrassende wijze juist benut om ze voor de lezer ter discussie te stellen. In het bijzonder populaire genres als de detective, de western, de sciencefictionroman, het sprookje e.d. met hun vaste vormgeving lenen zich voortreffelijk om de genreconventies onder druk te zetten. Onder meer op dit gebied is duidelijk sprake van intertekstualiteit. Literaire conventies berusten op opvattingen, vooronderstellingen waarachter een levensopvatting schuil gaat. Postmodernisme is metafictioneel, d.w.z. gaat in discussie met literaire conventies zoals die in literaire werken zijn geïncorporeerd om de impliciete levensopvatting als fictie te ontmaskeren. Omdat postmodernisten ervan uitgaan dat taal en werkelijkheid niet kunnen samenvallen wordt het mimetisch karakter (mimesis) van literatuur ontkracht. Dat betekent dat literaire verschijnselen als plot, intrige, chronologie (chronologische vertelwijze) worden becommentarieerd omdat ze een logische ordening veronderstellen die samenhangt met de wereldbeschouwing van de auteur. Postmoderne schrijvers opteren voor een alogische ordening, bijv. de collage of de achronologische vertelwijze (achronie) om daarmee aan te geven dat de positie van de beschouwer een zuiver toevallige is. Het verloop van de postmoderne tekst wordt niet bepaald door een lineaire ontwikkeling of door causaliteit, maar in de eerste plaats door de taal zelf. De taal genereert het verloop van de intrige. Het ontstaan van de tekst wordt onderwerp van de tekst. Het postmoderne personage is geen traditioneel romanpersonage, maar veeleer een veelvormige identiteit die zich uit als een stem waarmee een veelheid aan mogelijke zienswijzen wordt uitgesproken. Ook bij het personage komt de nadruk te liggen op de taligheid, d.w.z. het bewustzijn dat zijn identiteit uitmaakt, bestaat bij de gratie van de gebruikte taal. Het ontbreken van elk hiërarchisch onderscheid in postmoderne teksten brengt een verregaand eclecticisme met zich mee: alles kan met alles gecombineerd worden. Vandaar ook de verregaande grensoverschrijding tussen genres en tussen media, tussen elitaire en populaire cultuur. Een typisch postmodern verschijnsel is de happening, die theater, dans, muziek, literatuur en schilderkunst tegelijk is. In een postmoderne tekst worden oudere genres als het Bijbelverhaal, de ridderroman, de picareske roman en de Bildungsroman parodiërend verwerkt en geconfronteerd met gegevens uit de hedendaagse populaire cultuur. Onverenigbaar geachte genres als het stripverhaal, de detective, science fiction, de western en het wijsgerig traktaat worden schijnbaar probleemloos met elkaar in verband gebracht (Vonnegut) in een speelse pastichebeweging die wijst op het triviaal maken van het serieuze en het problematisch maken van het triviale. Ook de techniek van ‘rewriting’ (het herschrijven van traditionele narratieve modellen) wijst erop dat het niet meer mogelijk is onbevangen met literaire, fictionele teksten om te gaan. De portmoderne auteur kan geen aanspraak maken op originaliteit: alles is al eerder geschreven. De schrijver is een scribent in een immens scriptorium, in een labyrintische bibliotheek waaruit hij mag kopiëren. Het postmodernisme citeert, laat teksten met elkaar spreken (Eco, Borges). Typerend is de constructie van verhalen-in-verhalen-in-verhalen (Barth, Calvino; zie ook mise-en-abyme) waarbij meervoudige spiegelteksten het ‘eigenlijke’ tekstbesef problematisch maken. In de Latijns-Amerikaanse variant (Márquez, Cortázar) is er een belangrijke inbreng van fantastische elementen en surrealistische verbeelding. Het postmodernisme wordt in de Verenigde Staten vertegenwoordigd door een reeks romanschrijvers, zoals de eerder genoemde Kerouac, J. Barth, D. Barthelme, T. Pynchon, K. Vonnegut en R. Coover. Voorts door de Latijns-Amerikaanse auteurs J.L. Borges, G.G. Márquez, J. Cortázar en C. Fuentes. Vertegenwoordigers in Europa zijn o.m. M. Butor, A. Robbe-Grillet, I. Calvino, U. Eco en M. Kundera. In een artikel over Nederlandstalige postmoderne literatuur noemt A. Mertens de volgende schrijvers: G. Krol, W.F. Hermans, H. Mulisch, B. Schierbeek, L. Ferron, S. Polet en J.F. Vogelaar. Daar kunnen volgens Vervaeck onder meer de volgende auteurs aan worden toegevoegd: W. Brakman, S. Hertmans, P. Hoste, A. Jongstra, Ch. Mutsaers en P. Verhelst. Lit: J.F. Lyotard, La condition postmoderne (1979) D.W. Fokkema, Literary history, modernism and postmodernism (1983) J. Boomgaard & S. Lopez (red.), Van het postmodernisme (1985) W. Hudson & W. van Reijen (red.), Modernen versus postmodernen (1986) D. Fokkema & H. Bertens (red.), Approaching postmodernism (1986) I. Hassan, The postmodern turn. Essays in postmodern theory and culture (1987) C. Peeters, Postmodern. Een polemisch essay (1987) D. Veerman & Chr. van Boheemen, Postmodernisme. Politiek zonder vuilnisvat (1988) H. Bertens & Th. D’Haen, Het postmodernisme in de literatuur (1988) L. Hutcheon, A poetics of postmodernism: history, theory, fiction (1988) F. Decreus & A. Musschoot (red.), Postmodernisme (ALW-cahier 7, 1988) Th. D’Haen & H. Bertens (red.), Postmodern fiction in Europe and the Americas (1988) L. Hutcheon, The politics of postmodernism (1989; reprint 2000; 20022) J.F. Lyotard, Het postmoderne uitgelegd aan onze kinderen (19922) J. Natoli & L. Hutcheon (red.), A postmodern reader (1993) A.M. Musschoot, ‘Postmodernisme in de Nederlandse letterkunde’ in Y. Tsjoen & H. Vandevoorde (red.), Op voet van gelijkheid: opstellen van Anne Marie Musschoot (1994), p. 203-213 H. Bertens, The idea of the postmodern: a history (1995) Th. D’Haen & H. Bertens (red.), Narrative turns and minor genres in postmodernism (1995) H. Bertens & D. Fokkema (red.), International postmodernism. Theory and literary practice (1997) B. Vervaeck, Het postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse roman (1999) J. Goedegebuure, ‘Postmoderne modernisten en modernistische postmodernen. Nederlandstalige schrijvers in de twintigste eeuw herlezen’ in Nederlandse letterkunde 6 (2001), p. 13-31 P. Zima, Moderne/Postmoderne. Gesellschaft, Philosophie, Literatur (20012) Th. Vaessens & J. Joosten, Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen (2003) S. Malpas, The postmodern (The new critical idiom, 2004) St. Connor (red.), The Cambridge companion to postmodernism (2004) G. Hoffmann, From modernism to postmodernism: concepts and strategies of postmodern American fiction (2005) A. Mertens, 'Postmodern elements in postwar Dutch fiction' in T. D'haen & H. Bertens (red.), Postmodern fiction in Europe and the Americas (1988) p. 143-159 M. Schreurs, Literair laboratorium: Rushdie en Mulisch als postmoderne opvoeders (2006) R. Ramakers, 'Postmodernisme in de Nederlandse literatuurkritiek' in Tijdschrift voor tijdschriftstudies 19 (2006), p. 28-46 D. Krause, Postmoderne. Über die Untauglichkeit eines Begriffs der Philosophie, Architekturtheorie und Literaturtheorie (2007) K.D. Beekman & G. De Vriend, ‘Postmodernisme’ in G.J. van Bork & N. Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme (2010), p. 241-298 A. van Adrichem (red.), Dossier. After postmodernism (2010) P. Baum & S. Höltgen (red.), Lexikon der Postmoderne: von Abjekt bis Žižek. Begriffe und Personen (2010) St. Sim (red.), The Routledge companion to postmodernism (2011) Th. Vaessens, Reconsidering the postmodern: European literature beyond relativism (2011) Br. McHale, The Cambridge introduction to postmodernism (2015).
|
|