Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdintertekstualiteitEtym: Lat. inter = tussen. Door Julia Kristeva geïntroduceerde term waarmee wordt aangegeven dat elke tekst bestaat uit een mozaïek van citaten en gezien moet worden als de absorptie en transformatie van andere teksten. In deze ruime opvatting van intertekstualiteit gaat het om het feit dat teksten meerstemming zijn, d.w.z. dat binnen een tekst één of meer dialogen voorkomen met andere gesproken of geschreven teksten. In navolging van Bakhtin wordt gesproken van de polyfonie van de tekst. De schrijver maakt gebruik van de stileringen van verschillende ‘stemmen’ die hij in zijn tekst met elkaar confronteert. Die ‘stemmen’ komen onder meer tot uiting in de gebruikte clichés, stereotypen, het jargon en de citaten die afkomstig zijn uit verschillende sociale taalkringen. Op deze ruime wijze opgevat is intertekstualiteit een middel om commentaar te leveren op bestaande teksten of op wat wel ‘monologisch taalgebruik’ genoemd wordt. De tekst wordt dan opgevat als een weefsel dat naar verschillende culturele codes verwijst en daar op zijn beurt weer deel van uitmaakt. Daarmee wordt het autonome, eenmalige karakter van de tekst sterk gerelativeerd omdat elke tekst berust op andere teksten, waarop hij de repliek is of waarvan hij de herlezing, verschuiving, verkorting, het commentaar, de bewerking (tekst, tekstbewerking, herschrijven) etc. is. Bij deze generieke intertekstualiteit, waarin vaak een spel met genreconventies gespeeld wordt, speelt het verwachtingspatroon van de lezer een niet te onderschatten rol. In reactie op deze semiotische benadering van de intertekstualiteit ontstond in de loop van de jaren tachtig van de 20ste eeuw een beperkter opvatting van intertekstualiteit vanuit de hermeneutiek, de specifieke intertekstualiteit. Bij deze beperkte opvatting gaat het om het achterhalen van de bronnen van een tekst: de ontlening van de stof en de motieven (motief). Intertekstualiteit heeft dan betrekking op de opzettelijke relaties tussen een literaire tekst en andere (literaire) werken, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de auteur zich bewust is van de toepassing van andere teksten in zijn werk en daarnaast van zijn publiek verwacht dat het de verbanden tussen zijn tekst en die andere teksten als ingrepen van hem identificeert (citaat) en als belangrijk voor het begrip van de tekst herkent. Intertekstualiteit, zowel in ruime als de beperkte betekenis, vindt men in alle literatuur. Zo bestaan er in de middeleeuwen intertekstuele relaties tussen het Chanson d’Aspremont en het Chanson de Roland (chanson de geste, Karelepiek). Vooral de Arthurroman (Arthurepiek) heeft tal van intertekstuele relaties; in deze romans komen steeds dezelfde personages, thema’s, motieven en situaties voor. Iedere roman is verbonden met een aantal oudere romans (specifieke intertekstualiteit) en gaat in dialoog met de genreconventies (generieke intertekstualiteit). In de renaissance behoorde het tot de literatuuropvattingen om klassieke voorbeelden na te volgen (imitatio). Intertekstualiteit wordt wel gezien als een reactie op de literatuuropvattingen van de romantiek waarin de auteur gezien werd als een geniaal en volstrekt oorspronkelijk en onafhankelijk individu dat alleen originele teksten produceerde. Moderne auteurs daarentegen hanteerden een andere schrijfwijze waarbij genreconventies doorbroken worden en bestaande teksten in de eigen tekst worden geïncorporeerd, al dan niet met bronvermelding. Daarmee wordt originaliteit en individualiteit ter discussie gesteld. Een goed Nederlandstalig voorbeeld van een intertekstuele lezing van een gedicht geeft Paul Claes in zijn boek Echo’s Echo’s (1988), waarin hij een gedicht van Hans Faverey zowel op een beperkte intertekstuele manier (constructief) als in een generiek kader (deconstructief) interpreteert. Lit: H. Verdaasdonk, ‘Het konsept ‘intertekstualiteit’’ in Literair lustrum 2 (1973), p. 344-365 P. Claes, ‘Intertextualiteit of Hoe teksten uit andere teksten geweven worden’ in Streven 31 (1977-1978) 2, p. 126-134 U. Broich & M. Pfister (red.), Intertextualität, Formen, Funktionen, anglistische Fallstudien (1985) Intertekstualiteit: traditie en kritiek, themanummer van Spiegel der letteren 29 (1987) 1-2 J.D. Janssens, Dichter en publiek in creatief samenspel: Over interpretatie van middelnederlandse ridderromans(1988) A. Mertens & K. Beekman (red.), Intertekstualiteit in theorie en praktijk (1990) J. den Boeft, ‘Intertekstualiteit’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden (1991), p. 75-82 J. Helbig, Intertextualität und Markierung: Untersuchungen zur Systematik und Funktion der Signalisierung von Intertextualität (1996) R. van der Paardt, Een vertrouwd gevoel van onbekendheid: opstellen over antieke intertekstualiteit (1996) N. Limat-Letellier & M. Miguet-Ollagnier (red.), L’intertextualité (1998) M. Orr, Intertextuality. Debates and contexts (2003) R. van der Paardt, Heilige plaatsen: opstellen over antieke intertekstualiteit (2007) B. van Humbeeck, V. Rousseau & C. Windey (red.), Vechten met de engel: herschrijven in de Nederlandstalige literatuur (2009) E. Lafitte, Chr. Wall & M. Cobb Wittrock (red.), Culture as text, text as culture (2010) G. Allen, Intertextuality (20112) Y. van Dijk, M. De Pourcq & C. De Strycker (red.), Draden in het donker. Intertekstualiteit in theorie en praktijk (2012) Fr. Berndt & L. Tonger-Erk, Intertextualität. Eine Einführung (2013) S. Baron, The birth of intertextuality: The riddle of creativity (2020).
|