Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtekstEtym: Lat. textus = weefsel. Reeks taaltekens die gepresenteerd en/of geïnterpreteerd worden als een op enigerlei wijze afgerond en samenhangend geheel. Een tekst kan dus zowel een gedicht, een roman of een toneeltekst zijn, als een dialoog, een krantenbericht of een menukaart in een restaurant. De specifieke coherentie die van de tekst verwacht wordt en de andere conventies die de opbouw ervan bepalen, zijn in hoge mate bepaald door het genre of teksttype waartoe hij behoort. De samenhang van de tekst wordt doorgaans geacht een bepaalde communicatieve intentie te realiseren of misschien zelfs de persoonlijkheid van de auteur te weerspiegelen (impliciete auteur). Onder invloed van het modernisme werden allerlei tekstvormen in de literatuur geïntroduceerd die voordien niet of nauwelijks een rol speelden. Met name in de collage begonnen reclameteksten, krantenkoppen en soortgelijke tekstvormen een functie te vervullen in de literatuur. Ook bij een beweging als het neorealisme werden in de tijdschriften Barbarber en Gard Sivik teksten opgenomen die ontleend werden aan folders, circulaires, reclamemateriaal etc., de zgn. readymades. Daarmee werd de vraag naar de meerwaarde of het eigene van de literaire tekst gesteld, een vraag die niet in absolute zin te beantwoorden valt, ook niet door op het aspect van de fictionaliteit (fictie) te wijzen. Blijkbaar is het van de vigerende literatuuropvatting afhankelijk wat men onder literatuur verstaat en het is mede om die reden dat men in de literatuurwetenschap vaak de voorkeur geeft aan de neutraler term ‘tekst’. Dat is dan ook één van de redenen waarom in de jaren 1960 ook binnen de algemene literatuurwetenschap een subdiscipline tekstwetenschap ontstond. In de traditionele tekstopvatting, waarop o.m. verschillende literatuurbenaderingen als de filologie (teksteditie) en de close reading (New Criticism) gebaseerd zijn, wordt de literaire tekst beschouwd als een autonoom verbaal object (zie ook ergocentrisch). In het Franse structuralisme en poststructuralisme verschuift deze monolithische tekstconceptie in de richting van de ‘activiteit van het schrijven’ en de idee van intertekstualiteit. De literaire tekst wordt hier opgevat als een voortbrengsel van de sociale institutie van het schrijven (l’écriture). De auteur als subject wordt problematisch. In het intertekstualiteitsdenken krijgt de aparte tekst het statuut van intertekst, tekst tussen teksten. Ook de vervaging van de grens tussen tekst en (kritische of creatieve) metatekst (zie metatekst(ualiteit)) spoort met deze decompositie van het monolitische tekstbegrip. De idee van transformatie tussen onderliggende tekst en resulterende oppervlaktetekst werd door Julia Kristeva uitgewerkt in het begrippenpaar genotekst/fenotekst (Gr. genos = wortel, stam; fainein = verschijnen), waarbij het ‘tekstgebeuren’ wordt opgevat als een dynamisch betekenend proces. De minder frequent gehanteerde term architekst (Gr. archè = begin, oorsprong), soms gebruikt in de zin van genotekst, verwijst naar de universele onderliggende tekst waarvan alle feitelijke teksten afgeleid zouden zijn. De feitelijke tekst is dan niet langer een gefixeerd betekenisgeheel, maar een discursief moment in de betekenisproductie. Deze inzichten hebben nog tal van andere benamingen opgeleverd die de complexe intertekstuele relaties proberen te benoemen: hypertekst (hypertekst-1, hypertekst-2), peritekst, paratekst, hypotekst, mesotekst, transtekstualiteit, enz. In de theorie en de kritische tekstpraktijk van de deconstructie wordt dit opengetrokken tekstbegrip nog verder geproblematiseerd door de bewering dat de tekst zichzelf ontmantelt, dat hij zijn eigen inconsistenties (aporia) blootgeeft. Op grond van de analoge organisatiewijze, nl. als een gestructureerd tekengeheel, wordt de term tekst soms ook gebruikt om grotere gehelen als een oeuvre (de tekst van Flaubert) of een genre (de tekst van de roman) aan te duiden. Soms verwijst hij zelfs naar andere culturele fenomenen: bijv. de stad als tekst, de picturale tekst, een muziekuitvoering als tekst (de muzikale tekst), de toneelvoorstelling als tekst (de theatrale tekst), enz. Dit gebeurt in het kader van de semiotiek waarbij een tekst dan een complex teken is. Zie ook tekstbewerking, lisible/scriptible. Lit: T.A. van Dijk, Taal, tekst, teken (1971) T.A. van Dijk, Some aspects of text grammar (1972) S.J. Schmidt, Teksttheorie (1976) T.A. van Dijk, Tekstwetenschap. Een interdisciplinaire inleiding (1978) J. Renkema, Tekst en uitleg: een inleiding in de tekstwetenschap (1987) J.F. Vogelaar, 'Tekstverstoringen: over gestoorde teksten' in Terugschrijven, essays (1987), p. 196-212 W. van Peer, ‘Tekst’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden (1991), p. 158-165 W. van Belle & A. Maes, 'Tekstwetenschap' in W. Smedts & P.C. Paardekooper (red.), De Nederlandse taalkunde in kaart (1999), p. 196-212.
|