Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdteksteditieEtym: Lat. e-dare = uit-geven. Teksteditie, editietechniek of editiewetenschap behelst de vereiste wetenschappelijke kennis en technische vaardigheden om te komen tot een verantwoorde wijze van het editeren van teksten. Tot die kennis en vaardigheden behoren tal van (sub)disciplines, zoals de codicologie, de analytische bibliografie-1, de archivistiek, de paleografie en de heuristiek. Voor een degelijk commentaar is bovendien een grote kennis van de biografie van de auteur, de contemporaine (cultuur)historische situatie en van de historisch-taalkundige aspecten van de tekst noodzakelijk. Bij de editietechniek zal men doorgaans ook het geïntendeerde publiek van een tekstuitgave in het oog houden, omdat daarvan afhangt voor welk type editie een editeur of tekstbezorger zal kiezen: historisch-kritische editie, studie-editie, schooleditie, leeseditie, facsimile-editie, diplomatische editie, archiefeditie e.d. De teksteditie werd vaak gezien als alleen maar een ‘hulpwetenschap’ van de literatuurstudie, maar vooral de laatste tijd wordt de nauwe band ervan beklemtoond met literatuurwetenschappelijke problemen als interpretatie, receptie of tekstgenese. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid d.m.v. de computer verschillende versies en varianten van een tekst gelijktijdig ‘aanwezig’ te stellen (zgn. hypertekst-1). Voor een wetenschappelijk verantwoorde wijze van uitgeven is voor alle editietypen het voorwerk van de historisch-kritische editie vereist. Daarbij is immers nagegaan hoe de verhouding is tussen de verschillende tekststadia en de tekstvarianten die zich in die stadia voordoen. Alleen op die manier is een verantwoorde basistekst voor een uitgave vast te stellen. Bij de meeste tekstuitgaven ontbreekt echter een dergelijke grondslag en dat is dan ook de reden geweest voor de oprichting van het Huygens Instituut . Dit instituut werd in 1992 onder de naam ‘Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis’ opgericht. Het CHI kwam voort uit de fusie van drie bestaande instituten, waarvan het Bureau Basisvoorziening Tekstedities al een langere staat van dienst had op het gebied van de teksteditie. Zo kwamen onder meer de historisch-kritische edities van het werk van Bloem, Leopold en Nijhoff onder auspiciën van dit instituut tot stand, evenals het verzameld werk van Couperus. Op initiatief van het CHI werd tevens in 1995 het standaardwerk over teksteditie uitgegeven dat geschreven werd door M. Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap (20104). Per 1 januari 2011 fuseerde het Huygens Instituut met het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING) tot het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (Huygens ING). Traditioneel maakt men een onderscheid tussen een diplomatische tekstuitgave, die de tekst tot in de details weergeeft zoals hij in het origineel voorkomt, en een kritische uitgave, die door vergelijking van de verschillende getuigen (handschriften, drukken) probeert tot een tekst te komen die de oorspronkelijke (auteurs)versie zo dicht mogelijk benadert (zie ook emendatio en bibliografie). Vanuit de Duitse editieschool is in de tweede helft van de 20ste eeuw het inzicht gegroeid dat er een fundamenteel onderscheid gemaakt moet worden tussen de uitgave van een werk waarvan geen autografen (autograaf) en/of geautoriseerde drukken (autoriseren) zijn, en een werk waarvan die wel bestaan. In het eerste geval moet de editeur, wanneer hij een kritische editie wenst uit te geven, op basis van afschriften en/of niet-geautoriseerde drukken de oorspronkelijke auteurstekst zoveel mogelijk herstellen. Het resultaat is een gereconstrueerde versie, waarin elementen uit verschillende overgeleverde versies opgenomen zijn (bijv. een kritische editie van een middeleeuwse tekst). In het tweede geval moet de door de auteur bedoelde tekst niet meer gereconstrueerd worden, omdat hij er is in de vorm van een of meer geautoriseerde tekstgetuigen (handschriften en/of drukken). De opgave van de editeur bestaat er dan in de ontwikkeling van het werk vanaf het eerste ontwerp tot de laatste geautoriseerde versie weer te geven (tekstgenese). Dit kan o.a. in een gelemmatiseerd apparaat, waarbij één versie wordt afgedrukt en de varianten van andere versies in een notenapparaat worden opgenomen, of in een synoptisch apparaat waarbij eveneens één versie wordt afgedrukt en de varianten van andere versies in regelparallellisering op telkens aparte regels worden toegevoegd. Grosso modo maakt men hierbij een onderscheid tussen de historisch-kritische editie, de studie-editie en de leeseditie. De historisch-kritische editie heeft de taak één betrouwbare basisversie uit te geven, met opgave van alle varianten en met uitvoerige commentaar bij de tekst; ze moet tevens nader ingaan op ontstaan, overlevering en receptie van het werk. De studie- en de leesuitgave dienen eveneens allebei een betrouwbare tekst in een bepaald stadium van de tekstontwikkeling weer te geven, met verantwoording van de tekstkeuze. In de studie-uitgave is de commentaar gericht op een herstel van de historische context waarbinnen het werk verscheen. De leeseditie kan zich beperken tot woordverklaringen en korte annotaties. Tegenover de Duitse school van teksteditie, waarvan de principes ook in de uitgaven van het Nederlandse Huygens Instituut worden toegepast, staat de Angelsaksische richting van de zgn. copy-text-theorie. Volgens deze theorie moet de uit te geven tekst, de ‘copy-text’, trouw gevolgd worden voor wat o.a. de spelling en de interpunctie betreft (de zgn. accidentals), terwijl voor de zgn. substantives (de woorden van de tekst) eventuele auteursvarianten uit latere versies van het werk in de copy-text kunnen worden opgenomen. Het resultaat is dan een gecontamineerde, een eclectische tekst. Sedert het begin van de jaren '80 van de 20ste eeuw is de copy-text-theorie in de Angelsaksische wereld niet onaangetast gebleven. Zo stapt men bijv. af van de idee van een ‘fixed text’, een vastliggende auteurstekst, ten voordele van de idee van ‘textual instability’: de editie moet een proces tonen, dat tot uiting komt in de opeenvolging van de verschillende versies van een werk die de editeur in een hypereditie kan presenteren. Het Parijse Institut des Textes et Manuscrits modernes (ITEM) legt de klemtoon op de studie van het ontstaansproces (tekstgenese) van een werk, en probeert op basis van de overgeleverde paralipomena-2 en manuscripten het schrijfproces te reconstrueren. De ‘édition critique’ wordt daarbij als één van de toepassingen van de ‘critique génétique’ (genetische studies) beschouwd. In Vlaanderen vervult het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB) een pioniersrol in de elektronische teksteditie van briefwisselingen. Lit: W.W. Greg, ‘The rationale of copy-text’ in Studies in bibliography (1950-1951), p. 19-36 Ph. Gaskell, From writer to reader. Studies in editorial method (1978) S. Scheibe e.a., Vom Umgang mit Editionen (1988) K. Kanzog, Einführung in die Editionsphilologie der neueren deutschen Literatur (1991) G. Martens & W. Woesler (red.), Edition als Wissenschaft (1991) D.C. Greetham, Textual scholarship. An introduction (1994) M. de Smedt (red.), Tekstgenese en teksteditie, themanummer van Spiegel der Letteren 37 (1995) P.L. Shillingsburg, Scholarly editing in the computer age: theory and practice (19963) B. Plachta, Editionswissenschaft; eine Einführung in Methode und Praxis der Edition neuerer Texte (1997) H.G. Roloff (red.), Editionsdesiderate zur Frühen Neuzeit; Beiträge zur Tagung der Kommission für die Edition von Texten der Frühen Neuzeit, dl. 24-25 van Chloe, Beihefte zum Daphnis (1997) M. Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap (20104) E. Vanhoutte & D. Van Hulle (red.), Editiewetenschap in de praktijk (1998) P. de Bruijn, E. Vanhoutte & B. van Raemdonck (red.), Trends en thema's in de editiewetenschap, speciaal nummer van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde 119 (2009).
|
|