Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdautograafEtym: Gr. autos = zelf; grafein = schrijven; vandaar: eigenhandig geschreven. Eigenhandig door de auteur geschreven tekst, waarbij het geen verschil uitmaakt of het handschrift klad of net is. Een door een ander dan de auteur vervaardigd afschrift noemt men een allograaf-2, een term die te verkiezen is boven apograaf, omdat een auteur zelf ook een afschrift kan vervaardigen. Autografen onderscheiden zich in codicologisch opzicht door hun onregelmatige katernopbouw. In de middeleeuwen kwam het zelden voor dat een codex door de auteur zelf geschreven werd. Het afschrijven van een boek was vakwerk en werd overgelaten aan een kopiist. Het componeren en redigeren van een tekst gebeurde in het hoofd en/of op wastafeltjes. Perkament was te duur om als klad te worden gebruikt. Toen papier een belangrijke schriftdrager werd, kwam hierin verandering (rapiarium). Een voorbeeld van een autograaf die in de Nederlanden is gemaakt, is de De imitatione Christi van Thomas à Kempis. Er zijn geen autografen van Middelnederlandse literaire werken overgeleverd, uitgezonderd de geschriften van heraut Gelre van wie diverse autografen bewaard zijn (bijv. het Wapenboek Gelre en het Wapenboek Beijeren). Latere autografen dateren uit de rederijkerstijd, bijv. het Testament Rhetoricael van Eduard de Dene. De rederijkers hadden weinig op met de drukpers en bleven daarom met de hand schrijven. Omdat deze handschriften voornamelijk voor eigen gebruik bestemd waren, vallen ze feitelijk buiten het terrein van de codicologie, terwijl de manuscriptologie, die deze geschriften onderzoekt, op dit gebied niet echt van de grond gekomen is. In de loop van de 17de eeuw circuleren nog steeds autografen in bepaalde literaire kringen (de rederijkerskamers); daarnaast dienen ze – in de vorm van losse vellen of katernen – vooral als kopij voor de zetter. Veel autografen zijn daarna vernietigd, zodat van heel veel auteurs uit het verleden weinig manuscripten zijn overgeleverd. Zo zijn er geen autografen van Bredero bekend; Hooft daarentegen hield in de vorm van zijn zogenaamde Rijmkladboeken (UB Amsterdam) een eigen poëziearchief bij waarvan hij apografen vervaardigde voor kopijdoeleinden.
Autograaf van Vondels ‘Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt, vader des vaderlants’ (1657). [bron: K. Porteman & Mieke B. Smits-Veldt, Een nieuw vaderland voor de muzen (2008), p. 515].
Lit: L.M.J. Delaissé, Le manuscrit autographe de Thomas à Kempis et 'l'Imitation de Jésus-christ’, Examen archéologique et édition diplomatique du Bruxellensis 5855-61 (1956) M.J.M. de Haan, Enige aspecten van de tekstkritiek van Middelnederlandse teksten (1973) W. van Anrooij, ‘Het Haagse handschrift van heraut Beyeren: de wordingsgeschiedenis van een autograaf’ in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 104 (1988), p. 1-20 W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes (1990).
|
|