Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpapierEtym: Gr. papuros = de papyrusplant. Door kunstmatige vervilting uit plantaardige vezels vervaardigde substantie. De uitvinding van het papier maken moet gesitueerd worden in de 1ste eeuw in China en heeft zich in de 8ste eeuw via de Arabieren verbreid tot in Spanje in de 12de eeuw. Er kwamen vervolgens papiermolens in Italië (vanaf 1270), Frankrijk (1348), Duitsland (1390) en de Nederlanden (Hoei 1405; Dordrecht pas in 1586). Door de uitvinding van de boekdrukkunst nam de vraag naar papier sterk toe. De Nederlandse papierindustrie concentreerde zich uiteindelijk in de Zaanstreek en op de Veluwe. Papier werd gemaakt van in stukken gesneden lompen, die met toevoeging van water fijngestampt worden. De zo ontstane pulp komt in een grote kuip terecht waaruit de papiermaker met een schepvorm schept. Op de van metaaldraadgaas vervaardigde bodem van de vorm (deze draden leveren de kettinglijnen in het papier), waarin ook het watermerk wordt gevlochten, blijven de vezels achter terwijl het water wegloopt. Door op de juiste manier de vorm te schudden ontstaat een hecht vel. Het vel wordt op een stuk vilt gelegd en zo wordt om en om met vellen vilt en papier een stapel gemaakt van ongeveer 120 vel die onder de papierpers van water ontdaan wordt. Daarna worden de vellen te drogen gehangen en na het drogen in een lijmbad gedompeld en gesatineerd (gladgeklopt). Midden 19de eeuw vond Friedrich Keller een oplossing voor het zo langzamerhand nijpende grondstoffentekort: het bleek mogelijk papier te maken uit lompen en houtslijpsel. In 1866 ontdekte Benjamin Tilghman dat het gebruik van lompen niet meer nodig was: hout kon worden omgezet in cellulose door het te koken in een zwavelkalkoplossing. De laatste tijd blijkt dat het 19de-eeuwse houthoudende papier sterk aan verval onderhevig is waardoor gehele collecties verloren dreigen te gaan. Naast hout werden stro en espartogras belangrijke papiergrondstoffen. Het vervaardigen van papier in talrijke soorten, gewichten en formaten is na 1801 geheel gemechaniseerd via langzeefpapiermachines die tot 1000 meter papier per minuut produceren, opgerold op grote rollen. Voor de drukker is de looprichting van de papierbaan van grote betekenis; die moet evenwijdig zijn aan de rug van het boek i.v.m. uitzetten en krimpen bij vochtig worden. In de analytische bibliografie-1 is de papierbeschrijving het meest problematische onderdeel, omdat watermerken vaak slecht te herkennen en de afmetingen van een vel slechts bij benadering te reconstrueren zijn. Belangrijke papiercollecties zijn de Labarre-collectie in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam en de collectie-Voorn in de Koninklijke Bibliotheek Den Haag. In Nederland zijn nog papiermolens in bedrijf in het Openluchtmuseum te Arnhem en in molen De Schoolmeester te Zaandijk.
Papierschep bij de productie van papier.[bron: Ph. Gaskell, A new introduction to bibliography (1972), p. 58].
Lit: A.S Blum, Les origines du papier, de l'imprimerie et de la gravure (1935) Ph. Gaskell, A new introduction to bibliography (19742), p. 57-77, 214-230 C.F.J. Schriks, Neem nou papier...; een kleine historie over de uitvinding van het papier (19853) A.C. Schuytvlot, Papier in de U.B.A. (1984) H. van Krimpen, Boek over het maken van boeken (1986), p. 44-63 # Papier, themanummer van Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis (2014) Chr. de Hamel, Making medieval manuscripts (2018) O. Da Rold, Paper in medieval England. From pulp to fictions (2020) J. Calhoun, The nature of the page. Poetry, papermaking, and the ecology of texts in Renaissance England (2020).
|
|