Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpaleografieEtym: Gr. palaios = oud; grafein = schrijven. De wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van oud schrift en oude lettervormen. Aan de hand van door oefening verworven kennis is de paleograaf in staat oud schrift te ontcijferen (transcriptie), de opeenvolgende stadia te herkennen en vervolgens dat schrift te dateren en localiseren. Binnen de neerlandistiek is de paleografie van belang voor de tekstgenese en als zodanig een onderdeel van de codicologie en de manuscriptologie. De paleografie ontstond in de 17de eeuw als nevenproduct van de diplomatiek of oorkondeleer door de publicatie van Jean Mabillon, De re diplomatica (1681). B. de Montfaucon bouwde deze wetenschap verder uit in zijn Palaeographica graeca (1708). Vanaf 1821 vindt de paleografie tal van vooraanstaande beoefenaars aan de Parijse École des Chartes. Ludwig Traube bracht begin 20ste eeuw de paleografie in een breder cultuur- en kunsthistorisch kader. Daardoor is binnen de codicologie het accent steeds meer komen te liggen op de studie van randversieringen en op grond daarvan te onderscheiden schrijfscholen en minder op het schrift. Niettemin is op dat laatste terrein het werk van Léon Gilissen, L'expertise des écritures médiévales (1973), van groot belang. Voor de periode na de middeleeuwen valt de aandacht meer op de kalligrafie van de 16de- tot 18de-eeuwse schrijfmeesters dan op het gewone gebruiksschrift. Alleen het handschrift van Constantijn Huygens is diepgaand bestudeerd door H.M. Hermkens: Handleiding bij het lezen van Huygens' schrift (gewijzigde uitgave (1984) als bijlage bij de uitgave van Constantijn Huygens' Trijntje Cornelis). De Bibliotheca Neerlandica Manuscripta (BNM) van Willem de Vreese is voor de middeleeuwse paleografie een onvoltooid maar een niet te overschatten apparaat. De zogenaamde paleografische atlassen kan men zien als een poging het Nederlandse schrift in zijn ontwikkeling te tonen. Lit: W. Lampen, De beteekenis der palaeographie als wetenschap (1932) J.L. van der Gouw, ‘Enige problemen van de Nederlandse palaeografie’ in Nederlands Archievenblad 62 (1957-1958), p. 17-28 G.I. Lieftinck, Paleografie en handschriftenkunde (1963) A. Gruijs, Codicologie of boek-archeologie? Een vals dilemma (1971) J.P. Gumbert, Schrift, codex en tekst. Een rondgang door paleografie en codicologie (1974) J.L. van der Gouw, Oud schrift in Nederland (19933) B. Engelhart & J.W. Klein, 50 eeuwen schrift (1988) J.A.A.M. Biemans, ‘Willem de Vreese en de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta’ in Literatuur 6 (1989), p. 93-101 G. Warnar & A.Th. Bouwman, 'The Bibliotheca Neerlandica Manuscripta as an electronic database: achievements and expectations' in Sources for the history of Medieval books and libraries, ed. R. Schlusemann, J.M.M. Hermans & M.Hoogvliet (1999), p. 339-352.
|