Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdkalligrafieEtym: Gr. kalos = schoon; grafein = schrijven. De kunst van het schoonschrijven. In principe vallen alle boekschriften uit de periode dat er nog niet gedrukt werd onder de kalligrafie. Voor de opleving van de schrijfkunst (ars pennae) in de Nederlanden in de 16de en 17de eeuw is een aantal factoren aan te wijzen. De wereldwijde handel vroeg om mensen die duidelijk konden schrijven en die de verschillende Europese handschriften beheersten. Verder vroeg de bloeiende cartografie om een duidelijke belettering en beschikte men hier over een groot aantal goede graveurs. De beroemdste schrijfmeesters zijn vrijwel allemaal uit het Zuiden afkomstig, uitgeweken na 1585. Dáár, in Antwerpen, had de cartograaf Mercator de basis gelegd voor een kalligrafische traditie, die tot en met de 18de eeuw uitgeoefend zou worden door de zogenaamde ‘afsetters’ of ‘verluchters’, specialisten die kaarten van bijschriften en kleuren voorzagen. Voor de belettering van zijn veel gevraagde en nauwkeurige landkaarten had Mercator een duidelijke letter nodig. Hij ontwierp daarvoor een schrijfmethode die aansloot bij zijn grote Italiaanse voorbeelden Ludovico degli Arrighi (1522) en Giovantonio Tagliente (1524) en die hij publiceerde in 1540 onder de titel: Literarum Latinarum. Jodocus Hondius nam niet alleen Mercators kaartmateriaal over, maar gaf ook een schrijfboek uit: Theatrum artis scribendi (1594). Daarna komt er een ware lawine van schrijfboeken in Nederland (tussen 1600 en 1650 ongeveer 45), vooral uit de kringen van de schoolmeesters aan de Franse scholen, hier door de uitgeweken Zuiderlingen opgericht. Bekende namen zijn George de Carpentier, David Roelants, Felix van Sambix, Maria Strick, Samuel de Swaef, Lieven van Coppenol, Hendrik Meurs, Cornelis Boissens, Ambrosius Perling en vooral Jan van den Velde. De laatste hield in 1599 een vurig pleidooi voor het schoonschrift en voor het schrijfonderwijs op school in zijn Lettre defensive, pour l'art de bien escrire. De beoefenaars van de tiende muze, zoals de ars pennae ook wel aangeduid werd, bijvoorbeeld door Carel van Mander in zijn Het schilder-boeck van 1604, stonden in hoog aanzien. Rembrandt schilderde het portret van Coppenol, Quellijn maakte zijn standbeeld en Vondel, Huygens en Westerbaen schreven gedichten op hem. Ook de dochters van Roemer Visscher waren kalligrafisch actief en beoefenden de glasgraveerkunst. Van de schoonschrijfkunst van Anna Roemers Visscher is een voorbeeld bewaard gebleven: een bundel gelegenheidsgedichten, die onder de titel Letter-juweel in facsimile is uitgegeven (ed. C.W. de Kruyter, 1971). De schrijfboeken van meesters als Coppenol dienden als voorbeelden, als ‘exemplaerboecken’, om de erin afgebeelde lettertypes na te schrijven, niet zozeer op school (waar eenvoudiger en goedkoper materiaal beschikbaar was) als wel voor beoefenaars van beroepen die verschillende schriftsoorten nodig hadden. Behalve het leren schrijven, konden de schrijfboeken ook het leren lezen van andere handen bevorderen. In de ‘Hollandse Schoolordre’ van 1625 wordt een opvallende plaats ingeruimd voor het vak kalligrafie op de Latijnse school. Vier maal per week wordt er een uur besteed aan het oefenen van een fraai handschrift: ‘quotidie horâ unâ litteras formare nectereque discant, elegantiaque eam ad rem exemplaria proponantur’ (elke dag 1 uur letters vormen en verbinden volgens sierlijke voorbeelden), zowel in het Nederlands als in het Latijn. Ongetwijfeld zal dit onderwijs in de kalligrafie evenals op de Franse scholen in het teken hebben gestaan van het bijbrengen van een fraaie hand aan het toekomstige ambtenarenapparaat van de Republiek, want ook Jan vanden Velde ziet als doelgroep voor zijn schrijfvoorbeelden advocaten, secretarissen en notarissen. In het midden van de 18de eeuw verdwijnt de kalligrafie van het rooster op de Latijnse school. Het schrijfboek van Mercator was nog geïllustreerd met houtsneden. Ook de Antwerpse heruitgave van de Italiaanse methodes van Arrighi en Tagliente waren zo uitgevoerd. De Exercitatio alphabetica van Clément Perret uit 1569 is echter in kopergravure uitgegeven, een belangrijke verbetering. Een aantal schrijfmeesters graveerde zelf zijn materieboeken in koper (o.a. Hondius en Boissens) en deed dat bovendien voor collega's (o.a. Simon de Vries, De Swaef, Perling) of zelfs uitsluitend voor collega's (Coppenol). Iemand die uitsluitend als schriftgraveur optrad voor o.a. Vanden Velde, Smyters en De Carpentier was Gerard Gauw met niet minder dan dertien edities van materieboeken. Daarnaast heeft het zgn. typografisch schrijfboek enige tijd furore gemaakt: het vroegste dat overgeleverd is, is van Ameet Tavernier uit de jaren '60 van de 16de eeuw. Er werden ook wedstrijden in de kalligrafie georganiseerd, niet alleen op de scholen, maar ook tussen de schrijfmeesters onderling. Over de Rotterdamse wedstrijd van 1590 om de Prix de la Plume Couronnée zijn wat meer gegevens bekend. Na 1650 gaat het bergafwaarts met de ‘penneconst’. Er zijn nog wel namen te noemen van 18de-eeuwse kalligrafen met als uitschieter Ambrosius Perling, maar de kwaliteit en kwantiteit van de schrijfboeken is veel minder. Ondanks de roem die de schrijfmeesters ten deel viel, moeten ze toch ook aangewezen worden als degenen die de schrijfcultuur om zeep hebben geholpen. De regelmaat van de beitelvormige pen uit de 16de eeuw werd door hen verstoord. Zij graveerden hun schrijfvoorbeelden met een naald; het navolgen daarvan met een spitse pen laat wel fraai krulwerk toe, maar bij minder geoefende en snel schrijvende handen wordt de onleesbaarheid groter. De voorbeelden daarvan liggen opgetast in het oud archief van de 17de-19de eeuw. Pas rond de helft van de 19de eeuw kwam er verbetering met de reorganisatie van het onderwijs. Er werden echter te veel methodes ontworpen en gebruikt om een echte eenheid te krijgen. De handschriftverbetering die William Morris eind 19de eeuw op gang bracht door teruggrijpen op de humanistische cursief, heeft wel navolging gevonden, maar de noodzaak om te schrijven wordt in de hedendaagse cultuur steeds geringer: schrijfmachine, telefoon, geluidsband, fax en fotokopieerapparatuur, en vervolgens allerlei digitale media hebben voor een deel de plaats ingenomen van het schrijven en handschriftelijk kopiëren. Niettemin wordt nog steeds grote waarde gehecht aan de visuele kwaliteiten van het handschrift, m.n. als teken van sociale distinctie, als uitdrukking van de individuele persoonlijkheid (verg. grafologie) en/of als esthetisch element. De kalligrafie wordt vaak bedreven in het grensgebied van poëzie en grafische kunsten (bijv. kalligram). In overdrachtelijke zin kan de term kalligrafie ook dienen als synoniem voor sierproza of ‘mooischrijverij’.
Een reproductie van modern kalligrafisch werk door Edward Johnston (20ste eeuw). [bron: B. Engelhart & F. De Clercq, 50 eeuwen schrift (19652), p. 204]
Lit: P.H. van Gestel & G.C.F. van der Laan, Schrijven en schrijfonderwijs (19193), p. 147-168 H. de la Fontaine Verwey, ‘Typografische schrijfboeken. Een hoofdstuk uit de geschiedenis van de civilité-letter’ in Id., Uit de wereld van het boek I: Humanisten, dwepers en rebellen in de 16e eeuw (19762), p. 133-160 H. de la Fontaine Verwey, ‘The Golden Age of Dutch calligraphy’ in Litterae textuales. Essays presented to G.I. Lieftinck, dl. 4 (1976) A.R.A. Croiset van Uchelen, Nederlandse schrijfmeesters uit de zeventiende eeuw (catalogus Meermanno-Westreenianum) (1978) A.R.A. Croiset van Uchelen, ‘Initial books and typographical writing-books from the sixteenth-century Low Countries’ in Hellinga Festschrift / Feestbundel / Mélanges (1980), p. 109-134 K.A. Atkins, Masters of the italic letter: twenty-two exemplars from the sixteenth century (1988) T. Croiset van Uchelen, ‘Schrijfmeesters als schriftgraveurs. Gedachten bij een brief van Ambrosius Perling’ in A. Gerits (red.), For Bob de Graaf. Antiquarian bookseller, publisher, bibliographer. Festschrift on the occasion of his 65th birthday (1992), p. 107-113 C. Mediavilla, Calligraphie: du signe calligraphié à la peinture abstraite (1993) A. Gaur, A History of Calligraphy (1994) P. Visser (red.), Scripta manent. Drukletters over schoonschrift of een vriendenboekje van collega's aangeboden aan drs. A.R.A. Croiset van Uchelen (...) (1997) T. Croiset van Uchelen, 'Vier in de Republiek verleende privileges voor gegraveerde kalligrafie in boekvorm - 1585, 1588, 1605 en 1616' in M. Hogenbirk & L. Kuitert, Schriftgeheimen (2017), p. 31-54.
|
|