Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdgrafologieEtym: Gr. grafein = schrijven. De grafologie als wetenschappelijke studie van het handschrift is een subdiscipline van de toegepaste psychologie die karaktereigenschappen uit schrift tracht te destilleren. In het grensgebied van de paleografie en de tekstinterpretatie kan men soms geconfronteerd worden met aan de grafologie verwante problemen, bijv. wanneer schriftbijzonderheden in een manuscript-2 (vlekken door tranen of bloed) in verband gebracht zouden kunnen worden met de gemoedstoestand van een auteur tijdens het schrijven van poëzie, of wanneer de slordigheid van typoscripten gerelateerd zou kunnen worden aan het karakter van een schrijver (zoals bij Slauerhoff nogal eens gebeurd is). Grafologische portretjes van vijftig Nederlandstalige auteurs zijn samengesteld door Karel Jonckheere, Toon mij hoe je schrijft. 50 auteurs grafologisch ontleed (1972). Een aantal auteurs wordt eveneens behandeld in De wonderlamp der graphologie (1962) van Annie Oldewelt-Dommisse en Fré Dommisse. In het Leerboek der graphologie (19654) van J. Schrijver worden brieven van letterkundigen (Vondel, Huygens) als illustratiemateriaal gebruikt. Jan Frans Willems is uitgebreider behandeld door E. van Hall-Nijhoff in haar bijdrage ‘Vier staatslieden grafologisch bekeken’ in Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden 10 (1955-1956), p. 1-24. Lit: A. Kring, De grafologie van de schrijfmachine op wetenschappelijke grondslag (1939) B. Engelhart, Inleiding tot de grafologie (1954) H.C. Bruinsma, Grafologie (19786) E. van Hall-Nijhoff, ‘Grafologie als hulpwetenschap’ in Spiegel Historiael 7 (1972), p. 668-679, 704 en 8 (1973), p. 253.
|
|