Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcodeEtym: Fr.< Lat. codex = boomstam, boek of lijst. Term die in zijn verschillende hedendaagse betekenissen (cf. code civil, gedragscode, erecode, enz.) nog sporen vertoont van zijn vroegere, legale betekenis: de codex als wetboek, verzameling wetten, groep regels. Bij de uitvinding van de telegrafie raakte de term snel ingeburgerd, om dan te worden opgenomen in de moderne telecommunicatietechniek in een betekenis die de basis vormt van het gebruik ervan in de moderne literatuurwetenschap. In de communicatiewetenschappen (C. Cherry, Shannon en Weaver) staat code aldus voor een systeem van tekens en verbindingsregels met behulp waarvan een voorafbestaande boodschap wordt overgebracht. Deze laatste wordt volgens een eenduidige en afgesproken systematiek getransformeerd tot zgn. signalen, die de ontvanger weer kan ontcijferen (‘decoderen’) als hij de code kent. Doordat de code bewust symmetrisch werd gebouwd met het tekensysteem waarin de oorspronkelijke boodschappen gerepresenteerd zijn (verg. de congruentie tussen morsealfabet en letteralfabet), is het proces van coderen en decoderen omkeerbaar en garandeert het een maximale ‘equivalentie’. Bedoeling van de hele technische operatie is het verzekeren van een veilige (bijv. geheimcodes; zie ook chiffre, geheimschrift) of efficiëntere (bijv. morsecode) overdracht van de boodschap. Het codebegrip heeft vooral in de context van het structuralisme en de semiotiek sterke opgang gemaakt in de literatuurwetenschap. Zo worden dan ‘taal’ of ‘literatuur’ als een code bestudeerd, d.w.z. als een tekensysteem, als een repertoire van tekens en combinatieregels met bepaalde betekenissen en een bepaald gebruik, waarmee de auteur zijn wereldvisie, ervaringen of gevoelens in een communiceerbare vorm kan ‘coderen’ en verspreiden. Zie ook communicatiemodel. De toepassing van het codebegrip uit de communicatiewetenschap op cultuurfenomenen als taal of literatuur is evenwel niet zonder problemen. Literaire communicatie is immers een dynamisch proces (de ‘codes’ veranderen voortdurend), dat bovendien een subjectieve dimensie heeft (betekenissen kunnen verschuiven tussen ‘zender’ en ‘ontvanger’) en vaak gekenmerkt is door polyinterpretabiliteit. Meer fundamentele kritiek betreft de ideologische geladenheid van het communicatieschema, dat een zekere homogenisering en neutralisering van de taal zou impliceren (cf. sociolect) en het bestaan van voortalige, ‘zuivere’ en buiten de geschiedenis staande subjecten en betekenissen lijkt te postuleren. Inspirerend is desalniettemin de interpretatie van de sovjetsemioticus J. Lotman geweest, volgens wie literatuur en zelfs heel de cultuur opgevat kan worden als ‘a secondary modelling system’, als een systeem van secundaire codes. Die secundaire codes zijn a.h.w. geënt op de primaire code van de natuurlijke taal. Ze bepalen welke bijkomende, esthetische betekenissen taalelementen en combinaties daarvan kunnen krijgen, maar ze zijn er niet van af te leiden. Ze zijn van een hiërarchisch hogere orde, en kunnen zelfs doorbrekingen van de regels van de primaire taalcode impliceren (bijv. dichterlijke vrijheid). De secundaire codes zijn bovendien niet altijd taalgebonden (bijv. het internationale karakter van vele genres). In deze zin bewijst het codebegrip nuttige diensten bij het literatuurhistorisch en comparatistisch onderzoek naar zgn. periodecodes, genrecodes en groepscodes. Daarbij maakt men gewoonlijk een onderscheid tussen een semantische component, die het repertorium is van beschikbare procedés (bijv. typisch vertelstandpunt, voorkeur voor bepaalde woordvelden, metra, stijlniveaus, enz.) en hun conventionele betekenis, en anderzijds een syntactische component, die de regels bevat voor de combinaties van procedés. Men kan ook een pragmatische component onderscheiden, die beregelt in welke omstandigheden de code gebruikt mag/moet worden. Lit: G. Kurz, ‘Warnung vor dem Wörtchen «Kode»’ in Linguistik und Didaktik 7 (1976), p. 154-164 P.F. Schmitz, ‘De codemode in de literatuurwetenschap’ in Forum der letteren 21 (1980) 4, p. 283-295 (reacties hierop in Forum der letteren 24 (1983) 4, p. 290-299) D.W. Fokkema, ‘The concept of code in the study of literature’ in Poetics today 6 (1985), p. 643-656 J. Vlasselaers, Literair bewustzijn in Vlaanderen 1840-1893: een codereconstructie (1985).
|