Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhermeneutiekEtym: Gr. hermèneuein = verklaren, vertolken, interpreteren. Binnen de cultuurwetenschap verstaat men onder hermeneutiek de leer van de interpretatie, maar ook de activiteit van het interpreteren als zodanig. De hermeneutiek is een poging om een cultuurverschijnsel te verklaren als uiting van de totale cultuur waartoe dat verschijnsel behoort en die gehele cultuur op haar beurt te verklaren met behulp van de afzonderlijke verschijnselen die er deel van uitmaken. Deze wisselwerking tussen het inzicht in de delen die het geheel doen kennen en het inzicht in het geheel dat de delen verklaarbaar maakt, noemt men de hermeneutische cirkel. De hermeneutiek is voortgekomen uit de Bijbelinterpretatie en de Bijbelexegese heeft dan ook een stempel gedrukt op de hele interpretatieleer. Van het begin af aan heeft in de hermeneutiek de discussie over de historiciteit van teksten een rol gespeeld: hoe krijgt de interpreet toegang tot de tekst uit het verleden en hoe levert hij een adequate interpretatie zonder daarbij zijn eigen subjectiviteit of culturele bagage een rol te laten spelen? Sommigen zijn echter van mening dat die eigenschappen van de interpreet nu juist wel een rol moeten spelen, omdat daarmee constanten (eeuwigheidswaarden) in het werk blootgelegd kunnen worden. Die verschillen in benadering veroorzaken dan ook dat er al vroeg onderscheid te maken valt tussen twee typen van interpretatie binnen de hermeneutiek. Het eerste type is de grammaticaal-retorische interpretatie, waarbinnen het woordbetekenisonderzoek, de stilistiek, de etymologie e.d. vallen. Deze vorm van interpretatie tracht de oorspronkelijke betekenis van de tekst vast te stellen en haar naar het heden toe te vertalen, waarbij de bedoeling van de auteur zo goed mogelijk moet worden bewaard. Het tweede type is de allegorische interpretatie die de tekst boven de letterlijke betekenis tracht uit te tillen. De betekenis of zin van een historische tekst wordt door de allegorische interpretatie ingepast in de context van het veranderde wereldbeeld van de interpreet. In de middeleeuwen was hermeneutiek vooral bijbelexegese. Men sprak over de zin of morele strekking van de Bijbel. Bij de interpretatie onderscheidde men de sensus litteralis (de letterlijke betekenis), de sensus moralis (de morele betekenis), de sensus allegoricus of typologicus (de allegorische betekenis of de betekenisrelatie tussen het Oude en Nieuwe Testament) en de sensus anagogicus (de tekst in het licht van leven, dood, laatste oordeel, hemel en hel). Hoewel men tijdens de hervorming (Luther e.a.) tracht te abstraheren van de allegorische interpretatie en vooral gericht is op de tekst als zodanig, blijft de allegorese voortleven in de moreel-christelijke toepassing van de Bijbelexegese. De renaissance brengt bovendien de hernieuwde aandacht voor de klassieken en daarmee de wetenschappelijke bestudering van hun teksten door humanistische geleerden. De hermeneutiek ontwikkelt zich steeds meer in de richting van de wetenschappelijke tekstkritiek of filologie. Het verschil tussen de ‘hermeneutica sacra’ en de ‘hermeneutica profana’ verdwijnt geleidelijk in de 17de en 18de eeuw. Onder invloed van Schleiermacher ontwikkelde de hermeneutiek zich in de 19de eeuw steeds meer tot de zgn. ‘Verstehens-operatie’, d.w.z. een interpretatie waarbij de interpretator zich moet inleven in de gevoels- en denkwereld van de auteur en zijn tijd om zo tot een optimaal verstaan van de tekst te komen. Deze vorm van interpretatie onderkent het invoelen van de interpreet als bron van kennis omtrent de te verklaren tekst. Vandaar de 19de-eeuwse belangstelling voor de auteur en diens biografie. De ‘geistesgeschichtliche’ opvattingen (Geistesgeschichte) omtrent de hermeneutiek werden sterk bepaald door de theorieën van Wilhelm Dilthey, die in de 19de eeuw voor de geesteswetenschappen een eigen status claimde t.o.v. de natuurwetenschappen. Volgens Dilthey valt cultuur te begrijpen als een reeks gebeurtenissen die bestaat uit ‘Erleben’, ‘Ausdruck’ en ‘Verstehen’. De hermeneutiek is dan de methodische uitwerking van die laatste: de zgn. ‘Verstehensoperatie’, d.w.z. het begrijpend verstaan van schriftelijk gefixeerde levensuitingen. De literaire tekst wordt door hem gezien als de neerslag van een bepaalde vorm van samenhangend menselijk leven. De beschouwer kan deze samenhang begrijpen door hem te confronteren met zijn eigen belevingsvorm. Dilthey gaat daarbij uit van een objectief kenbaar geestelijk aspect van de cultuur, het ‘wezen’ van die cultuur, dat door de interpreet als identiek aan de wezenstrekken van zijn eigen cultuur onderkend kan worden. Via Heidegger en Gadamer ontwikkelt de hermeneutiek zich in fenomenologische zin. Gadamer wil niet langer de tekst reproduceren, maar er een gesprek mee aangaan. De historische bepaaldheid van de mens tekent ook zijn verstaan van de tekst, zodat een volkomen begrijpen ervan onmogelijk wordt (Heidegger). Alleen door een dialoog die een ‘horizonversmelting’ van verleden en heden beoogt, kan de historische afstand overbrugd worden. De geschiedenis van de vooroordelen en hun werking die ons denken bepalen, noemt Gadamer ‘Wirkungsgeschichte’. Deze dynamische aanpak is vergelijkbaar met het perspectivisme van Wellek en Warren, dat eveneens een pleidooi wil zijn voor een interpretatieleer die de ontwikkelingsgang van de betekenis in haar verklaring opneemt. Deze fenomenologische hermeneutiek had invloed op het receptieonderzoek (receptie-esthetica). Sindsdien ontwikkelde de hermeneutiek zich in twee richtingen. De eerste is de structuralistische benadering of de Nouvelle Critique van Roland Barthes: het kunstwerk (literaire werk) kent een in zichzelf besloten betekenisstructuur. Men neemt aan dat het literaire werk een eigengeaard semantisch systeem is dat erop gericht is ‘betekenis’ te genereren en niet één betekenis. De taak van de interpreet is dan de regels en beperkingen te reconstrueren met behulp waarvan betekenissen tot stand komen. In een later stadium zal zelfs die mogelijkheid ontkend worden (deconstructie). Zie in dit verband ook hermeneutiek van de achterdocht. In de tweede helft van de 20ste eeuw is er vanuit wetenschapstheoretische hoek steeds meer kritiek gekomen op de hermeneutiek, waaraan verweten werd dat er geen wetenschappelijke basis voor zou zijn. Er zijn verschillende pogingen ondernomen om de hermeneutiek methodologisch beter te onderbouwen. J.J. Oversteegen heeft voorgesteld om interpretaties op te vatten als hypotheses. Göttner heeft methodologische regels voor de interpretatie voorgesteld. Indien men echter aan de geesteswetenschappen dezelfde methodologische regels zou opleggen als die voor de natuurwetenschappen gelden, dan moet men erkennen dat deze pogingen als mislukt moeten worden beschouwd. Omdat interpretaties steeds te maken blijken te hebben met de normen en waarden van de interpreet, heeft het onderzoek zich ook wel gericht op die normen en waarden. Voorts is er een tendens bespeurbaar om terug te grijpen op de ideeën van Schleiermacher, die historisch-kritische en comparatieve aspecten binnen de hermeneutiek meer plaats gaf dan bij Dilthey het geval was. Er bestaat een International Institute for Hermeneutics dat sinds 2010 de Analecta Hermeneutica uitgeeft. Lit: F.D.E. Schleiermacher, Hermeneutik und Kritik (1838) E. Staiger, Die Kunst der Interpretation (1955) J.J.A. Mooij, ‘Over de methodologie van het interpreteren van literaire werken’ in Forum der letteren 4 (1963) 3, p. 143-164 E. Hirsch, Validity in interpretation (1967) R.E. Palmer, Hermeneutics (1969) H. Göttner, Logik der Interpretation (1973) P. Szondi, Einführung in die literarische Hermeneutik (1975) P. Rusterholz, ‘Hermeneutik’ in Grundzüge der Literatur- und Sprachwissenschaft (19764), p. 89-105 E. Leibfried, Literarische Hermeneutik. Eine Einführung in ihre Geschichte und Probleme (1980) W. Ray, Literary meaning. From phenomenology to deconstruction (1984) A. Wijzenbroek, De kunst van het begrijpen. Een structuralistisch-hermeneutisch model voor de analyse van literair proza (1987) P. Ricoeur, Le conflit des interpretations-essais d’herméneutique (1987) Th. de Boer e.a. Hermeneutiek: filosofische grondslagen van mens- en cultuurwetenschappen (1988) H.G. Gadamer, Wahrheit und Methode (19906) T. Jansen, ‘Het project van de moderne hermeneutiek’ in P. Zeeman (red.), Literatuur en context (1991), p. 202-248 G.L. Bruns, Hermeneutics. Ancient and modern (1992) F.R. Ankersmit, M. van Nierop & H.J. Pot (red.), Hermeneutiek en cultuur: interpretatie in de kunst- en cultuurwetenschappen (1995) J.C. Gens, La pensée herméneutique de Dilthey: entre néokantisme et phénoménologie (2002) P. Ruth, Hermeneutica universalis: die Entfaltung der historisch-kritischen Vernunft in frühen 18. Jahrhundert (2002) K. Simms, Hans-Georg Gadamer (2010) P. Ricoeur (vert. D. Pellauer), Hermeneutics. Writings and lectures (2011) G.J. van der Heiden, De stem van de doden. Hermeneutiek als spreken namens de ander (2012).
|