Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdallegoreseEtym: Gr. allos = anders, oneigenlijk; allègoreein = in beelden spreken. Interpretatie die ervan uitgaat dat onder de letterlijke betekenissen van een tekst een specifieke diepere (filosofische, theologische, morele ...) betekenis schuilt die door de interpreet geduid moet worden. De allegorese of allegorische interpretatiewijze kan worden toegepast op teksten die volgens bepaalde genreconventies als allegorie herkenbaar zijn, maar ook op teksten die op het eerste gezicht niet als allegorie waren bedoeld. Het begrip wordt vooral gehanteerd in de context van de Bijbelinterpretatie. Kernprobleem bij de verklaring van bijbelse teksten (exegese) is namelijk de verhouding tussen de tekst en zijn verborgen betekenis (zin). Behalve de letterlijke betekenis (er staat wat er staat), onderscheidt men ook de figuurlijke of overdrachtelijke betekenis (er staat niet wat er staat). Een tekst was op vier manieren te duiden (quator sensus scriptorum): de letterlijke betekenis (sensus litteralis), de allegorische betekenis (sensus allegoricus), de morele betekenis (sensus moralis) en de betekenis in het licht van uitersten (sensus anagogicus). Dergelijke betekenistoekenningen zijn het onderzoeksterrein van de hermeneutiek. Vanaf de 5de eeuw werd de bijbel allegorisch geïnterpreteerd, waarbij een bepaalde gebeurtenis uit het Oude Testament gezien wordt als een voorafbeelding van een gebeurtenis in het Nieuwe Testament: Jona die door God uit de walvis gered wordt (Jona 1, 17 en 2, 1-10), is een voorafbeelding van Christus’ herrijzenis. De allegorische uitleg van bijbelteksten werd door de kerkvaders vastgelegd in handboeken, die tot ver in de renaissance grote invloed zouden hebben. Maar reeds in de oudheid werden bijv. de homerische gedichten allegorisch verklaard, zowel door filosofen als door grammatici. Vooral onder impuls van de Stoa werd gepoogd aanstootgevende passages in de poëzie moreel te rechtvaardigen (moreel-defensieve allegorese), of er de filosofische leerstellingen als de ‘verborgen betekenis’ uit te puren. Daarnaast kwam het gedurende de middeleeuwen ook voor, mede onder invloed van de bijbelse interpretatiemodellen, dat klassieke auteurs als Ovidius en Vergilius allegorisch geduid werden. Daardoor kon bijv. worden aangetoond dat dergelijke voor-Christelijke auteurs ‘op een dieper niveau’ verenigbaar waren met een Christelijk mens- en wereldbeeld en dus het lezen waard waren. Ook vandaag worden vele teksten op ‘symbolische’ of ‘metaforische’ wijze gelezen in de zoektocht naar de verborgen diepere betekenis (bijv. politieke) ervan: dit geeft een blijvende actualiteit aan het begrip allegorese. Lit: F. Ohly, ‘Vom geistigen Sinn des Wortes im Mittelalter’ in Zeitschrift für deutschen Altertum und deutsche Literatur 89 (1958), p. 1-23 H. de Lubac, Exégèse médiévale. Les quatres sens de l’écriture, 4 dln. (1959-1964) F. Ohly, Schriften zur mittelalterlichen Bedeutungsforschung (1977), p. 1-31 J.St. Russell (red.), Allegoresis. The craft of allegory in medieval literature (1988) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 330-393.
|