Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcitaatEtym: Lat. citare = dagvaarden, oproepen. Tekst die letterlijk en doorgaans onder vermelding van auteur en bron wordt ontleend aan een andere tekst van een andere schrijver (vgl. allusie). Een enkele keer citeert een schrijver zichzelf. Het citaat is een vorm van tekstbewerking waarbij een tekstelement uit een ander werk door inbedding in een nieuwe context gaat functioneren. De bedoeling van het citaat kan velerlei zijn: aanspraak maken op autoriteit (gezagsargument, bijv. met aanhalingen uit de Bijbel), het demonstreren van eigen eruditie (citaten reflecteren vaak een gemeenschappelijk gedeelde cultuur of encyclopedie-1), ontlening van kernachtige of beeldende uitdrukkingen met een gnomisch karakter (gnomische vormen), het ironiseren van bekende teksten enz. Zie ook locus classicus. Om bij bepaalde gelegenheden een citaat bij de hand te hebben, werden al van oudsher citaten(woorden)boeken samengesteld (adagium, spreuk), zoals het Modern citatenboek (19904) van Gerd de Ley of het Kosmos groot citatenboek (199211). Daarnaast is het niet ongebruikelijk agenda’s, kalenders, dagbladen enz. dagelijks met citaten te larderen. In de typografie herkent men citaten aan de dubbele of enkele aanhalingstekens (vandaar ook 'aanhaling' genoemd) waarmee ze geopend en afgesloten worden, of aan het wit-1 waarmee het geciteerde – vaak in combinatie met inspringen en soms met een afwijkend lettercorps – van de rest van de tekst wordt afgezonderd. Er bestaan overigens - naast de gebruikelijke directe rede - ook andere vormen voor het weergeven van woorden of gedachten: zie indirecte rede, vrije directe rede, of vrije indirecte rede. Binnen opvattingen over intertekstualiteit heeft de term citaat vooral de betekenis gekregen van het gebruik van bestaande teksten (‘schrijfwijzen’) die in nieuwe teksten worden geïncorporeerd om op die manier met die oudere teksten een discussie aan te gaan of een bepaald spel te spelen. In die zin wordt het citaat vaak verbonden met avant-gardistische of postmoderne literatuur. In dat type teksten wordt overigens lang niet altijd aangegeven dat de lezer met citaten te maken heeft, soms zelfs met het resultaat dat de auteur beschuldigd wordt van plagiaat. Auteurs die op deze wijze citeren of ontlenen (ontlening) zijn o.m. Louis Paul Boon (De Kapellekensbaan, 1953), Hugo Claus (Thyestes, 1966) en Louis Ferron (De keisnijder van Fichtenwald, 1976). In intertekstuele zin zijn genres als collage, montage, parodie, pastiche-2, readymade, satire en travestie vormen van tekstbewerkingen waarbij gebruik gemaakt wordt van citaten en ontleningen. Een bijzonder gebruik van het citaat is de toepassing in titels en motto’s. Ze kunnen via associatie met de bron een heel werk (gedicht, bundel, roman) belichten, zoals in de volgende voorbeelden: E. Hemingway, For whom the bell tolls (uit John Donnes Meditation, 17). Paul Claes verzamelde 500 historische citaten in Wie zei dat? (2019), internationale klassieke oneliners van allerlei historische figuren met toelichtingen. Lit: S. Morawski, ‘The basic functions of quotations’ in Sign, language, culture (1970), p. 690-705 ‘Eigen en vreemd: identiteit en ontlening in taal, literatuur en beeldende kunst’ Handelingen van het 39ste filologencongres (1987) Cl. Sartiliot, Citation and modernity: Derrida, Joyce and Brecht (1993) Klaus Beekman & Ralf Grüttemeier (red.), Instrument Zitat. Über den literarhistorischen und institutionellen Nutzen von Zitaten und Zitieren (2000) S. M. Schroevers, Citaat en plagiaat (2005) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 9 (2009), kol. 1539-1548 (s.v. Zitat) E. Knowles, 'And I quote...' A history of using other people's words (2018) L. Erne & D. Singh (red.), Bel-vedére or the Garden of the Muses: An early modern printed commonplace book (2020) P.J. Grund & T. Walker (red.), Speech representation in the history of English (2021).
|