Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmontageEtym: Fr. montage < monter = naar boven brengen, optrekken, monteren. Begrip overgenomen uit de filmwereld waar het betrekking heeft op het selecteren en aan elkaar zetten van filmfragmenten (shots) om zo een bepaald effect te bereiken (beeldsyntaxis). De montage kan chronologisch of achronologisch verlopen. In het eerste geval onderscheidt men verder een descriptieve en een narratieve montage, die lineair of alternerend (parallelmontage) kan zijn. Door middel van de montage kan men beeldinhouden associëren, in reliëf plaatsen, laten contrasteren, enz. De beeldinhoud krijgt hierdoor een surplus aan informatie. De traditionele montage, ook wel fascinerende montage genoemd, tracht de kijker onder te dompelen in de magie van de beeldenwereld (empathie), terwijl de alternatieve montage de aandacht vestigt op de formele procedés en op de technische realisatie (vervreemdingseffect). In de filmgeschiedenis zijn, in de marge van het Russisch futurisme, de montage-experimenten van Eisenstein bekend. In de literatuur duidt men er de techniek mee aan waarmee meerdere, vaak heterogene, soms reeds bestaande teksten of tekstfragmenten (citaat) in een groter tekstgeheel worden opgenomen of met elkaar als een zelfstandige tekst worden gepresenteerd. Het begrip is moeilijk af te grenzen van andere macrostructurele bouwprincipes van teksten. Maar doorgaans wijst montage specifiek op voortdurende verschuivingen van het vertelperspectief en/of op de discontinuïteit in de weergave van de geschiedeniselementen in een verhaal. Montage kan een belangrijke rol spelen bij de opbouw van spanning en dramatische ironie, bijv. door contrastwerking. Voorbeelden van montageteksten treft men ook vaak aan in het werk van modernistische of experimentele auteurs, bij wie wisselingen van spreker, teksttype, stijl, perspectief e.d. een desintegrerende en vervreemdende werking hebben. In het Nederlandse taalgebied treft men dergelijke effecten aan in het werk van J.F. Vogelaar (bijv. Alle vlees, 1980) en Lidy van Marissing (bijv. Reis door loopgraven, 1981). Zie ook cento en collage. In het stripverhaal speelt de montage eveneens een fundamentele rol. Omdat de lezer geconfronteerd wordt met een elliptische vorm, d.w.z. geïsoleerde en eventueel omkaderde beelden die een min of meer continu verhaal oproepen, is de opeenvolging van die beelden erg belangrijk. In tegenstelling tot wat gebeurt in bijv. de film, omvat de montage meer dan de lineaire aaneenschakeling van beelden of beeldsequenties. De plaatjes van een stripverhaal worden immers ook simultaan waargenomen binnen het grotere geheel van de plaat, zodat de lezer steeds meerdere tekeningen tegelijk ziet en de verhouding met de pagina zeer verschillende vormen kan aannemen. In een stripverhaal gaat montage dan ook voornamelijk over de ‘collage’ van beelden, en niet over ‘aaneenschakeling’. Dat deze relatie bijzonder complex is, spreekt voldoende uit een zeer groot aantal montagetypes, die elk meerdere en soms contradictorische functies kunnen vervullen. Een handig onderscheid betreft dat tussen ‘retorische’ en ‘productieve’ montage dat in navolging van Benoît Peeters door heel wat auteurs als interpretatief hulpmiddel wordt gebruikt. In het eerste geval onderstrepen en versterken de grootte en de plaats van de kaders de inhoud van de beelden (een val in een ravijn wordt bijv. weergegeven door een smal verticaal plaatje); in het tweede geval zijn het de formele kenmerken van de kaders zelf die de inhoud mee sturen (het systematische contrast tussen verticale en horizontale plaatjes kan zo een verhaal oproepen dat veel ruimte laat aan beschrijvende fragmenten die zich meestal in de breedte uitstrekken, en bruuske actiemomenten die de materiële breuk binnen de twee types kaders goed thematiseren). In de dramatiek bedoelt men met montage soms het ‘monteren’ (enscenering) door een regisseur van een toneelstuk, d.w.z. het omzetten van een tekst in een door acteurs gespeelde handeling. Lit: H. Verdaasdonk, ‘Montage, of: literaire technieken, hun fundament en funktie’ in Het mes in het beeld en andere verhalen (1976), p. 213-261 A. Rey, Les spectres de la bande. Essai sur la bande dessinée (1978) J. Kruithof, ‘Hoe het verder zal gaan, weet ik ook niet’ in Vingeroefeningen (1981), p. 127-140 Montage, themanummer van Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik (1982) B. Peeters, Case, planche, récit (1991) Le montage littéraire, themanummer van Littérature (1993) P. Bots, ‘Opgeschrikt uit de tekst: “montage” in literatuur’ in Argus (1994), p. 22-29.
|