Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdempathieEtym: Gr. em (en) = in; pathos = pijn, wat iemand ondergaat, aandoening; vandaar: in-voeling. Begrip uit de esthetica en de literaire kritiek, rond het midden van de 19de eeuw in Duitsland opgekomen en aldaar met het equivalent ‘Einfühlung’ aangeduid. De idee van Einfühlung werd ontwikkeld door de filosoof en medicus Rudolf H. Lotze (Mikrokosmus, 1858) en beschrijft hoe men zich zo in iets of iemand kan invoelen dat men bewust of onbewust gelijkaardige fysische gewaarwordingen ervaart zoals die gesuggereerd worden door dat object of personage. Op gelijkaardige wijze kan in de literatuur bij het lezen van bepaalde beschrijvingen Einfühlung tot stand komen. Komt de lezer tot goedkeuring en confirmatie van de gevoelens en het temperament van een personage, dan spreekt men van emotionele identificatie of sympathie. Dergelijke ervaringen waren van in de 18de eeuw (sentimentalisme) een belangrijker rol gaan spelen. Empathie behelst het veronderstelde vermogen van de lezer (ook kunstbeschouwer, luisteraar enz.) om de atmosfeer van het kunstwerk en de prikkels die ervan uitgaan adequaat aan te voelen. Is de leeservaring gedomineerd door Einfühlung, dan gaat de lezer volledig op in het leesproces; hij is er zich niet van bewust dat hij maar aan het lezen is. Een effect van spanning kan er het gevolg van zijn. Daartegenover staat Kontemplation (Du.), omschreven als reflectie of distantie. In dat geval is er een kritische afstand tussen werk en lezer; men weet dat men aan het lezen is en bekijkt de tekst rationeel en relativerend. Beide extreme houdingen, die in elke lectuur in een wisselende dosering terzelfder tijd aanwezig zijn, worden in zekere mate geconditioneerd door het type tekst dat voorligt. Zo kan een in het nu verteld ik-verhaal makkelijker leiden tot ‘inleving’ dan een hij-verhaal, gebracht door een afstandelijke verteller. In de literaire kritiek zal men vaak de eigenschappen van een werk die empathie of sympathie kunnen bevorderen, positief waarderen. De criticus gebruikt dan emotionele criteria of identificatiecriteria en beoordeelt het werk vooral in zijn relatie tot de lezer. De bruikbaarheid van het begrip in de literatuurwetenschap is nogal dubieus. Beoefenaren van de receptie-esthetica (empirische richting) zagen de empathie als een eigenschap van sommige lezers waardoor ze kunnen reageren op andermans gevoelens. Zo probeerde men emotionele empathie te meten met een empathievragenlijst gericht op het onderzoek naar de ‘heightened responsiveness to another’s emotional experience’ (Mehrebian & Epstein, 1972, p. 525). A. van Assche heeft gewerkt met de hypothese dat empathische proefpersonen eerder de gevoelens van anderen tot hun eigen gevoelens maken, m.a.w. dat de profielen van door de tekst uitgedrukte en die van door de tekst opgewekte gevoelens de neiging vertonen samen te vallen. Deze hypothese blijkt gedeeltelijk houdbaar te zijn. Uit onderzoek is bovendien gebleken dat de sociaal-culturele situatie empathiegevoelens kan belemmeren of verhinderen. De evaluatie van de aard der gevoelens bepaalt in welke mate proefpersonen met meer empathische aanleg zich ook empathischer zullen opstellen. Ook de graad van vereenzelviging wordt hierdoor bepaald. Lit: W. Worringer, Abstraktion und Einfühlung (19644) A. Mehrebian & N. Epstein, ‘A measure of emotional empathy’ in Journal of personality 40 (1972), p. 525-543 A. van Assche, ‘Gevoelservaring van poëzie’ in R.T. Segers (red.), Receptie-esthetica (1978), p. 139-166 K.F. Morrison, I am you: the hermeneutics of empathy in Western literature, theology and art (1988) A. Houen (red.), Affect and literature (2020).
|