Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdnaturalismeInternationale literaire stroming die in Frankrijk vanaf 1870 in aansluiting op het 19de-eeuwse realisme-1 ontstond, waarvan het een sterk toegespitste en op nieuwe wetenschappelijke inzichten gebaseerde vorm is. Het naturalisme is gebaseerd op de positivistische theorieën van Hyppolyte Taine (Histoire de la littérature anglaise, 1863-1864) en de opvattingen van de medicus Claude Bernard (Introduction à l’étude de la médecine expérimentale (1865), door Emile Zola als grondslag genoemd voor zijn naturalistische schrijfwijze. De mens wordt daarin gezien als het onontkoombare product van verschillende factoren: aangeboren erfelijke eigenschappen (‘race’), de omgeving waarin hij opgroeit (‘milieu’) en de concrete omstandigheden waarin hij zich bevindt (‘moment’). Aan de hand van deze principes, veronderstelde men, kon de mens wetenschappelijk onderzocht en beschreven worden. Emile Zola, de meest uitgesproken exponent van het naturalisme, zag het naturalistisch kunstwerk als een wetenschappelijk experiment (vandaar zijn aanduiding ervan als ‘le roman expérimental'): door zijn personages te plaatsen in condities die bepaald worden door ras, milieu en moment wilde hij laten zien hoe de mens zich ontwikkelt onder deze determinerende omstandigheden. Opvallend is de voorkeur voor personages uit de lagere standen, die voor een deel verklaard kan worden uit sociale motieven (Zola) en voor een deel uit esthetische (exotische) motieven (De Goncourts). Terwille van het streven naar objectiviteit verdwijnt de vertellende en oordelende instantie van de auctoriale vertelwijze ten gunste van de als objectiever ervaren personale vertelwijze. Roman en toneel zijn de meest voorkomende genres in het naturalisme. Daarin wordt voldoende ruimte geboden voor een kritische en analytische observatie van de personages en hun omgeving. Het tijdsverloop vertoont doorgaans een sterke continuïteit en een lineair-chronologische ordening. In veel romans en toneelstukken wordt in de dialogen getracht het gewone gesproken woord zo dicht mogelijk te benaderen. Hoofdpersonages zijn vaak psychisch labiele, erfelijk belaste of pathologische figuren. De aandacht gaat dikwijls uit naar het driftleven van de personages, speciaal hun seksuele leven. Omdat de mens gezien wordt als een noodlottig product van de hem determinerende omstandigheden (determinisme, fatalisme) ademen veel naturalistische romans een pessimistische geest, al hebben sommige auteurs de illusie dat kennis van die determinerende omstandigheden zal leiden tot verbetering van het menselijk lot. Het naturalisme is sterk gedomineerd door de Fransen en met name door Emile Zola. Ondanks individuele verschillen kunnen ook de gebroeders De Goncourt, Gustave Flaubert, Guy de Maupassant en J.K.Huysmans naturalisten genoemd worden. In Scandinavië zijn het vooral H. Ibsen en A. Strindberg geweest die in hun werk de ideeën van het naturalisme introduceerden. In Engeland is het naturalisme vertegenwoordigd in het werk van o.a. G. Moore en G. Gissing en in Duitsland in werk van de gebroeders Hart, Th. Fontane, A. Holz, J. Schlaf, G.M. Conrad en G. Hauptmann. Amerikaanse naturalistische auteurs zijn Th. Dreiser, F. Norris en S. Crane. De Nederlandstalige naturalistische literatuur, die in navolging van de Franse rond 1880 opkomt, vertoont een aantal bijzondere kenmerken die vaak niet aan de stroming zelf inherent zijn. Aanvankelijk blijken de Nederlandse naturalisten, evenals de Franse, een pessimistische, soms fatalistische levensvisie te hebben die voor een belangrijk deel voortkomt uit de fatalistische trekken van het determinisme, maar die in hun romans ontstaat uit de botsing tussen ideaal en werkelijkheid, waardoor sprake is van ‘de geschiedenis van een ontnuchtering’ (T. Anbeek). Later, na 1900, blijkt dit pessimisme soms plaats te maken voor optimistischer geluiden, gevoed bijv. door socialistische of godsdienstige heilsverwachtingen. De Nederlandse naturalistische literatuur vertoont bovendien onder invloed van Van Deyssels estheticisme een sterke neiging tot impressionistische beschrijvingskunst (Van Deyssels sensitivisme), de zgn. woordkunst van de Tachtigers, die parallel loopt met de gedetailleerde beschrijvingen van de naturalisten. Er is soms een merkwaardige tweesporigheid te constateren binnen het naturalisme. Enerzijds is er de neiging de werkelijkheid te beschrijven met het doel de samenleving te ontleden en zo te laten zien welke wetten haar beheersen. Anderzijds is er de behoefte aan esthetisering van het lelijke en onaangename: de ‘schoonheid van de ellende’. Soms lopen deze twee aspecten dwars door het werk van één auteur (Van Deyssel, Heijermans, Coenen e.a.), soms kenmerkt één van beide het werk van een auteur (Zola versus De Goncourt). De belangrijkste Nederlandse auteurs van naturalistisch werk zijn Lodewijk van Deyssel, Louis Couperus, Marcellus Emants, Frederik van Eeden, Jan ten Brink, Frans Netscher, Frans Coenen, P.A. Daum, Herman Heijermans, Johan de Meester, August P. van Groeningen en J. van Oudshoorn. Belangrijke Vlaamse naturalisten zijn Em. de Bom, Reimond Stijns, Gustaaf Vermeersch en Cyriel Buysse. Voor al deze Nederlandstalige auteurs geldt dat vaak maar een deel van hun werk naturalistisch genoemd kan worden of daar soms maar enkele trekken mee gemeen heeft. Hoewel Lodewijk van Deyssel het naturalisme reeds in 1891 dood verklaarde, heeft het tot ver in de 20ste eeuw nog aanhangers en navolgers gekend, vooral onder vrouwelijke auteurs als Ina Boudier Bakker, Jo van Ammers-Küller en Elisabeth Zernike, maar het hoogtepunt is rond 1910 toch wel voorbij, mede onder invloed van het opkomende modernisme. Lit: J. de Graaf, Le réveil littéraire en Hollande et le naturalisme français (1880-1900) (1937) E. Auerbach, ‘Germinie Lacerteux’ in Mimesis (1971), p. 434-463 L.R. Furst & P.N. Skrine, Naturalism (1971; reprint 1978) P. Cogny, Le naturalisme (19765) T. Anbeek, De naturalistische roman in Nederland (1982) G. Mahal, Naturalismus (19822) M.G. Kemperink, ‘Wat wil het naturalisme? Een invulling van het Nederlandse naturalistische concept op basis van poëticale teksten’ in F.A.H. Berndsen & J.J.A.Mooij (red.), Dit is vreugd die langer duurt … Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. W. Blok (1984), p. 41-60 R. Debbaut, Het naturalisme in de Nederlandse letteren (1989) D. Baguley, Naturalist fiction. The entropic vision (1990) M.G. Kemperink, ‘Het Nederlands naturalistisch toneel 1890-1900’ in Nieuwe taalgids 84 (1991) 3, p. 209-226 M.G. Kemperink, ‘Medische theorieën in de Nederlandse naturalistische roman’ in De negentiende eeuw 17 (1993), 3, p. 115-171 D. Baguley, Le naturalisme et ses genres (1995) A. Pagès, Le naturalisme (20013) G.J. van Bork, ‘Naturalisme’ in G.J. van Bork & N. Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme (2010), p. 127-161 M.G. Kemperink, Gedeelde kennis: literatuur en wetenschap in Nederland van Darwin tot Einstein (1860-1920) (2011) C. Becker & P.J. Dufief (red.), Dictionnaire des naturalismes,2 dln. (2017).
|
|