Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdrealisme-1Etym: Lat. res = zaak, werkelijkheid; realis = werkelijk, concreet. Periodeaanduiding voor een stroming die doorgaans gesitueerd wordt tussen romantiek en naturalisme, globaal tussen 1830 en 1870. De term ‘realisme’ wordt voor het eerst gebruikt m.b.t. de literatuur in het tijdschrift Mercure de France in 1826 en daar omschreven als ‘la littérature du vrai’ (de literatuur van het ware). In Frankrijk verschenen in tijdschriften als de Revue des deux mondes en Le réalisme heftige pleidooien voor het realisme in de kunst van Champfleury en Duranty, die n.a.v. het werk van de schilder Gustave Courbet en onder invloed van sociale bewegingen in Frankrijk leidden tot de ‘bataille réaliste’. Het periodebegrip is omstreden omdat het ook algemeen wordt gebruikt om er het werkelijkheidsgehalte van alle literatuur mee aan te duiden (realisme-2; zie ook werkelijkheidseffect). Ook over de afbakening ten opzichte van de romantiek zijn de meningen verdeeld. Enerzijds ziet men in het realisme verzet tegen de verbeelding en het individualistisch karakter van de romantiek, anderzijds wijst men erop dat de aandacht voor het individu en voor het unieke dat de romantiek kenmerkt juist een grote aandacht voor het realistische impliceert. Aanhangers van het stromingenbegrip realisme karakteriseren het als een periode-1 waarin in de literatuur gestreefd wordt naar een objectieve weergave van de sociale werkelijkheid. Daarbij bestaat een voorkeur voor een niet-selectieve uitbeelding van de toenmalige realiteit, in het bijzonder van de lagere sociale milieus die in eerdere literaire conventies niet of nauwelijks aan de orde gesteld werden. Het lelijke of ‘zedeloze’ werd daarbij niet geschuwd, hetgeen voor de kritiek uit deze periode vaak een steen des aanstoots was. Opvallend is de voorkeur voor het proza: schetsen, novellen en romans. Hoewel het de bedoeling was een zo objectief mogelijk beeld te geven van de sociale werkelijkheid, is het 19de-eeuwse realisme sterk ideëel gekleurd. De meeste auteurs zijn van oordeel dat de werkelijkheidsweergave middel is om begrip en sympathie te kweken voor de lagere sociale klassen, vaak ook opdat er langs die weg verbetering van hun positie bereikt kan worden. Het streven naar realisme staat overwegend in het teken van ethische doelstellingen. Daarom heeft men het 19de-eeuwse realisme wel gekarakteriseerd als poëtisch of idealistisch realisme. Het onderscheidt zich wat dat betreft ook van het erop volgend naturalisme dat veel duidelijker positivistische (positivisme) wetenschappelijke uitgangspunten aanvaardde zoals die tot uiting komen in de bekende trits ‘race-milieu-moment’ en in het bijzonder in de erfelijkheidstheorieën van die tijd. Zowel in de literatuur zelf als in de programmatische verklaringen profileerde het realisme zich in Frankrijk het sterkst. Stendhal en Balzac zijn de meest uitgesproken vertegenwoordigers ervan en het Franse realisme heeft invloed uitgeoefend in de andere Europese literaturen. Van Balzac is bijvoorbeeld de voorkeur afkomstig om typenbeschrijvingen (fysiologie) van mensen van bepaalde beroepsgroepen of sociale groeperingen te geven. Van het begin af aan speelde realisme een rol in de Engelse romans. De werken van Ch. Dickens, G. Eliot en W.M. Thackeray vertonen daarom veel minder een breuk met de bestaande tradities in de Engelse literatuur. In de Duitse literatuur bloeide het poëtisch realisme vooral in de novellen van C.F. Meyer en G. Keller, in de zogenaamde Heimatliteratur van J. Gothelf en B. Auerbach en in de romans van Th. Fontane. Het Russisch realisme bereikte hoogtepunten met het werk van Toergenjew, Dostojewski en Tolstoi. Het Nederlandse realisme is sterk beïnvloed door Ch. Dickens. Pas met het naturalisme zal de Franse invloed het sterkst worden. Belangrijke vertegenwoordigers van het realisme in het Nederlandse taalgebied zijn Nicolaas Beets (Camera obscura, 1839), Johannes Kneppelhout (Studenten-typen, 1841), C.E. van Koetsveld (Schetsen uit de pastorij te Mastland, 1843) en Tony (= Anton Bergmann, Ernest Staas, 1874). Een eigentijdse zedenroman schreef Jacob van Lennep (De lotgevallen van Klaasje Zevenster, 1865-1866). Van sociaal belang is voorts het werk van J.J. Cremer met zijn Betuwsche novellen (1856) en vooral met Fabriekskinderen (1863). Cd. Busken Huet vormt met zijn roman Lidewyde (1868) min of meer de afsluiting van het Nederlandse 19de-eeuwse realisme, maar misschien is het beter in hem een overgangsfiguur te zien tussen realisme en naturalisme. Lit: G. Pellisier, Le réalisme du romantisme (1912) R. Wellek, ‘The concept of realism in literary scholarship’ in Concepts of criticism (1963), p. 222-255 E. Auerbach, Mimesis. Dargestellte Wirklichkeit in der abendländischen Literatur (19776) S. Kohl, Realismus: Theorie und Geschichte (1977) W. Preisendanz, Wege des Realismus. Zur Poetik und Erzählkunst im 19. Jahrhundert (1977) M. Schipper, Realisme. De illusie van werkelijkheid in literatuur (1979) R. Lauer (red.), Europäischer Realismus in Neues Handbuch der Literaturwissenschaft, dl 17 (1980) U. Schöning, Literatur als Spiegel. Zur Geschichte eines kunsttheoretischen Topos in Frankreich von 1800 bis 1860 (1984) R. Brinkmann (red.), Begriffsbestimmung des literarischen Realismus (19873) K. Wauters, ‘Het negentiende-eeuwse realisme in Vlaanderen en Nederland’ in A. Deprez & W. Gobbers (red.), Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw (1990), p. 182-196 T. Streng, ‘Realisme’ in de kunst en literatuurbeschouwing in Nederland tot 1875: een begripshistorische studie (1995) C. Becker & D. Bergez (red.), Lire le réalisme et le naturalisme (20022) R. Lehan, Realism and naturalism: the novel in an age of transition (2005) Chr. Begemann, Realismus: Epoche, Autoren, Werke (2007) G. Levine, Realism, ethics and secularism: essays on Victorian literature and science (2008) J. Meyer, Im ‘Banne der Wirklichkeit’?: Studien zum Problem des Deutschen Realismus und seinen narrativ-symbolistischen Strategien (2009) C. Stockinger, Das 19. Jahrhundert: Zeitalter des Realismus (2010) M. Beaumont, Realism (2010) M. Mathijsen, ‘Realisme’ in G.J. van Bork & N. Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme (2010), p. 93-125.
|
|