Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdrealisme-2Etym: Lat. res = zaak. werkelijkheid; realis = werkelijk, concreet. Met het niet-periodegebonden begrip realisme duidt men in de literatuurwetenschap het werkelijkheidsgehalte van literaire teksten aan. Hoe meer een literaire tekst naar de werkelijkheid verwijst, hoe meer men geneigd is die tekst realistisch te noemen. Onder werkelijkheid verstaat men dan doorgaans de objectief waarneembare verschijnselen die onafhankelijk van onze wil of voorstelling bestaan. In die zin staat het begrip tegenover fictie, fantasie of verbeelding (gevoel en verbeelding). Het problematische van werkelijkheid in teksten is dat het weergeven ervan geschiedt door middel van de tekens van de taal, een code die de plaats van de werkelijkheid inneemt en op zijn beurt door de lezer geïnterpreteerd dient te worden. Empirische werkelijkheid en werkelijkheid in taal hoeven dus allerminst samen te vallen. Werkelijkheid in taal is altijd een subjectieve werkelijkheid: de schrijver kiest niet alleen wat hij beschrijft, maar ook hoe hij het beschrijft en vervolgens interpreteert de lezer zijn tekst op basis van zijn kennis van de werkelijkheid. In feite gebruikt de schrijver de werkelijkheidsweergave om een zo groot mogelijke waarschijnlijkheid op te bouwen die de lezer dient te overtuigen van de echtheid van het vertelde. Daarmee kan hij bereiken dat de optiek van waaruit hij de werkelijkheid beschrijft als waar wordt ervaren en om deze waarheid gaat het de schrijver doorgaans. Hieruit blijkt dat het werkelijkheidsgehalte van literatuur opgevat kan worden als één van de vele retorische procédés, bijv. om de lezer tot acceptatie te brengen van bepaalde opvattingen of tot twijfel aan eigen uitgangspunten. Het gebruik van de werkelijkheid is dan een literaire conventie waarbij auteurs via een code de 'illusie van werkelijkheid’ scheppen. Dikwijls treft men dan ook de paradox aan dat ‘de schrijver de werkelijkheid liegt’. Hoezeer realisme op te vatten is als een conventie valt op te maken uit de vergelijking van het idealistisch realisme-1 van de 19de eeuw met het als wetenschappelijk en objectief bedoelde realisme van het naturalisme of met het realisme van de nieuwe zakelijkheid. Het pragmatische karakter van realismeopvattingen komt tot uiting in de mimesis-theorieën: bij het scheppen van de illusie van werkelijkheid kan de doelstelling zijn het ophouden van een spiegel waarin de mens zijn bestaan en de condities ervan weerspiegeld ziet, zodat hij er lering uit kan trekken. Bij de eerder gegeven definitie van werkelijkheid wordt gesproken over ‘waarneembare verschijnselen die onafhankelijk van onze wil of voorstelling bestaan’. Daarbij kan men de vraag stellen of andere verschijnselen, bijv. verschijnselen die meer aan het innerlijk van de mens ontspruiten, zoals ideeën, dromen, gedachten, associaties e.d., niet of minder reëel zijn dan gegevens uit de ‘buitenwereld’. Dat die vraag gerechtvaardigd is, blijkt uit samenstellingen als psychisch realisme, magisch realisme of surrealisme, waarin deze innerlijke menselijke processen een niet onaanzienlijke rol spelen. Vooral in de 20ste eeuw nam het besef toe dat de werkelijkheid in de literatuur geen objectieve weergave van de ‘feiten’ kan zijn (objectief realisme), maar een door een individu waargenomen en geïnterpreteerde werkelijkheid (subjectief realisme) betreft. Deze en soortgelijke opvattingen maken dat steeds weer nieuwe groepen schrijvers hun verhouding tot de werkelijkheid in steeds weer nieuwe realismeconcepten hebben geformuleerd, zoals dat bijv. bij het neorealisme en bij het postmodernisme gebeurd is. Ook het zgn. socialistisch realisme veronderstelt een bijzondere visie op de werkelijkheid. In dat geval een visie die gebaseerd is op marxistische uitgangspunten die in 1932 de officiële literair-artistieke doctrine werd in de Sovjet Unie. Zie ook werkelijkheidseffect. Lit: P. Demetz, ‘Zur Definition des Realismus’ in Literatur und Kritik 16/17 (1967), p. 333-345 D. Grant, Realism (1970; reprint 1978) J.P. Stern, On realism (1973) E. Auerbach, Mimesis. Dargestellte Wirklichkeit in der abendländischen Literatur (19776) S. Kohl, Realismus. Theorie und Geschichte (1977) M. Schipper, Realisme. De illusie van werkelijkheid in literatuur (1979) P. Macherey, Gebroken spiegel: over de realistische illusie (1981) R. Robin, Le réalisme socialiste: une esthétique impossible (1986) G. Larroux, Le réalisme: éléments de critique, d’histoire et de poétique (1995) D. Walder (red.), The realist novel (1995) L. Herman, Concepts of realism (1996) P. Brooks, Realist vision (2005) M. Dickstein, A mirror in the roadway: literature and the real world (2005) M. Hartwig, Dictionary of critical realism (2007) S. Earnshaw, Beginning realism (2010) M. Beaumont (red.), A concise companion to realism (2010).
|