Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdsocialistisch realismeLiteratuuropvatting die gebaseerd is op uitlatingen van Marx, Engels en Lenin over literatuur en realisme-2 en die uiteindelijk werd vastgelegd op het Russische schrijverscongres van 1934 in een door de Communistische Partij algemeen gedragen standpunt. Die opvattingen over literatuur zijn door Marx en Engels maar terloops en summier geformuleerd. Het duidelijkst op dit punt is wellicht nog Engels geweest in zijn brief aan Margaret Harkness: Realisme betekent, mijns inziens, behalve waarheidsgetrouwheid van de details, ook de getrouwe weergave van typerende (typische) karakters onder typerende (typische) omstandigheden. (april 1888) De nadruk ligt in dit citaat op het typerende dat uit de werkelijkheid zal moeten worden afgeleid en dat door latere interpretatoren steeds opnieuw zal worden aangewezen als het meest elementaire beginsel van het socialistisch realisme. Personages moeten bijv. typerend (= representatief) zijn voor de klasse waartoe zij behoren en hun handelingen dienen plaats te vinden in de typerende omstandigheden van een bepaald historisch moment in de ontwikkeling van de maatschappij. Bij Lenin komt de literatuur steeds meer terecht in een partij-ideologisch kader: ‘De literaire werkzaamheid moet een bestanddeel worden van het georganiseerde en planmatige, verenigde sociaal-democratische partijwerk’. Ook bij hem blijkt de partij het meest gediend met de beschrijving van typerende verschijnselen die iets laten zien van de wetmatigheid van sociale ontwikkelingen. In de praktijk hebben deze opvattingen geleid tot het uitsluiten en onderdrukken van tal van literaire ontwikkelingen, zoals bijv. die van het modernisme (Chlebnikov, Majakowski e.a.) en van het Russisch formalisme. Alleen propagandistische literatuur met een positieve held, functionerend in de strijd voor socialistische vooruitgang, kon als socialistisch-realistisch worden gewaarmerkt. Pas nadat de communistische partij in de Sovjet Unie haar totalitaire structuur had verkregen (rond 1927) en daarmee vrijwel alle levensgebieden in haar greep kreeg, werd ook de literatuur onderworpen aan de eisen die de partij eraan stelde. Op enkele schrijverscongressen kreeg het socialistisch realisme steeds meer een voorschrijvende functie. Het begrip socialistisch realisme werd pas in 1932 door I. Gromski op het schrijverscongres van 1932 ingevoerd, ongeveer gelijktijdig met Stalins formulering over de schrijver als ´ingenieur van de menselijke ziel´. Op het schrijverscongres van 1934 in Moskou werd het socialistisch realisme als volgt gedefinieerd: Het socialistisch realisme, dat de essentiële methode is van de Russische literatuur en literaire kritiek, verlangt van de kunstenaar waarheidsgetrouwe, historisch concrete weergave van de werkelijkheid in haar revolutionaire ontwikkeling. Waarheidsgetrouwheid en historische concreetheid in de weergave door de kunstenaar moet verbonden worden met de ideologische levenshouding en opvoeding van de werkenden in de geest van het socialisme. Aanpassing aan deze normen – en soms zelfs de adaptatie van vroeger werk – kenmerkt de ontwikkeling van de literatuur in de hierop volgende jaren in de Sovjet Unie. In feite werd de literatuur hiermee in dienst gesteld van de partij. Waarheidsgetrouwe voorstelling moet leiden tot een verklaring van en oordeel over de beschreven werkelijkheid vanuit een marxistisch-leninistische beschouwingswijze en moet tevens de onontkoombaarheid van de toekomstige sociale ontwikkelingen in positieve zin beschrijven. Men spreekt in het Westen dan ook van ‘vulgair-marxisme’ vanwege het propagandistische karakter van deze literatuur. Niettemin werd dit Sovjetrussische standpunt over literatuur ook door de communistische partijen in het Westen lange tijd gehuldigd. Toch mag men dit standpunt niet identificeren met het communisme als zodanig. Er zijn tal van communisten geweest die zich tegen deze literatuuropvatting hebben afgezet en die gezocht hebben naar socialistische alternatieven. In dit verband moet de methodendiscussie genoemd worden die gevoerd werd door Lukàcs, Brecht en Adorno. Brecht huldigde de opvatting dat men niet naar het verleden moest kijken, maar vooruit. Hij was een voorstander van een modernistische reactie op de bestaande werkelijkheid. Ook Adorno was een voorstander van moderne technieken in de literatuur, omdat die beter dan de bestaande literaire technieken de tekortkomingen van de samenleving konden blootleggen. Maar ook binnen de Sovjet Unie bestond kritiek op het voorgeschreven socialistisch realisme. De schrijver Andrej Sinjavski (pseudoniem van Abraham Terts) wees op de impliciete strijdigheid van een realismeopvatting die zowel de werkelijkheid als uitgangspunt heeft als de toekomstige heilstaat moet beschrijven. Na het 20ste Communistische Partijcongres schreef hij het essay Wat is socialistisch realisme? (Nederlandse vertaling 1971), waarin hij de parallellie met het classicisme aanwees en waarin hij een pleidooi hield voor het groteske en fantastische. Het kwam hem met zijn andere geschriften op zeven jaar dwangarbeid te staan wegens anti-Sovjetpropaganda. In Nederland en België heeft het socialistisch realisme nauwelijks een rol van betekenis gespeeld in de literatuur. Wel in de literaire discussie. In tijdschriften als Nu en Links Richten kan men iets van de opvattingen over het socialistisch realisme terugvinden, maar in zijn extreme vorm is het ook daar nooit toegepast. Tijdens de democratiseringsperiode van de jaren ’70 speelde het begrip een rol in de theoretische debatten aan de universiteiten over literatuursociologie en de materialistische literatuurtheorie als methode. Lit: G. Lukàcs, Wider den missverstandenen Realismus (1958) P. Demetz, Marx, Engels und die Dichter (1959; reprint 1969) W. Iwanow, Der sozialistischer Realismus (1965) E. Pracht & W. Neubert (red.), Sozialistischer Realismus: Positionen. Probleme, Perspektiven. Eine Einführung (1970) Y. van Kempen [e.a.], Materialistische literatuurtheorie (1972) S. Kohl, ‘Der sozialistischer Realismus’ in Realismus. Theorie und Geschichte (1977), p. 146-172 M. Schipper, ‘Socialistisch realisme’ in Realisme, de illusie van werkelijkheid in de literatuur (1979), p. 53-73.
|