Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmaterialistische literatuurtheorieBenaderingswijze in de literatuurstudie die ervan uitgaat dat literaire werken bepaald worden door de materiële omstandigheden waaronder ze ontstaan. Hoewel de term oorspronkelijk afkomstig is van de marxistische benaderingswijze van literatuur, verdient de term materialistische literatuurtheorie de voorkeur omdat Marx zelf nooit een samenhangende theorie over literatuur heeft uitgewerkt en men het marxistische vrijwel uitsluitend baseert op Marx’ uitspraken over de verhouding tussen ‘basis’ en ‘bovenbouw’, waarbij het primaat bij de basis (de materiële omstandigheden) gelegd wordt. Materialistisch is de theorie omdat ze voor literaire verschijnselen naar materiële oorzaken zoekt. Uitgangspunt is dat het menselijk denken te beschouwen is als een product van het economisch en maatschappelijk bepaalde individu. Het literaire werk wordt beschouwd als een product van menselijke arbeid, voortgebracht onder omstandigheden die door de productiewijzen worden bepaald. De kunstenaar zet materiaal uit de werkelijkheid om in een esthetische constructie en geeft daar een bepaalde betekenis aan. Het kunstwerk is geen directe weerspiegeling van de werkelijkheid, maar een weerspiegeling van de voorstelling die de kunstenaar van die werkelijkheid heeft. In die zin is kunst ideologisch bepaald. Bij de marxistische theoretici gaat het er in hun literatuurbeschouwing om het zgn. ‘vals bewustzijn’ in de literatuur te onderscheiden van het ‘kritisch bewustzijn’ van de auteur, d.w.z. van zijn vermogen te abstraheren van de voorwaarden waaronder hij zijn werk produceert, en om zijn kritische reactie op die voorwaarden. Materialistische literatuurtheorie is niet objectief, maar bewust partijdig omdat het in het marxisme niet alleen gaat om de interpretatie van de werkelijkheid, maar vooral om de verandering van die werkelijkheid: interpretatie heeft eigenlijk alleen zin wanneer daar verandering mee wordt nagestreefd. Het zal duidelijk zijn dat binnen deze theorie het ideologiebegrip (ideologie(kritiek)) een centrale rol speelt, omdat het immers gaat om de dialectische verhouding tussen de productiekrachten en de ideologische voorwaarden die de literatuur blijken te beheersen. Daarbij laten zich globaal twee opvattingen onderscheiden: 1. Het literaire werk geeft de neerslag van een bepaalde ideologie die het noodzakelijk product is van een historische fase van de maatschappelijke ontwikkeling. De literatuurwetenschapper dient die ideologie aan te wijzen evenals de grondslagen waarop ze berust (Lukács, Goldmann e.a.). Sommigen spreken van het ‘ontmaskeren’ van de ideologie. 2. Daartegenover staat de opvatting dat het literaire werk de uitdrukking is van een nieuwe ideologie (Brecht e.a.) of dat het een vorm van kritiek op bestaande ideologieën behoort te zijn (Adorno e.a.). Beide hierboven beschreven uitgangspunten van de materialistische literatuurtheorie zijn ideologisch bepaald en hadden binnen het marxisme een sterk prescriptief karakter dat leidde tot socialistisch realisme en tot onderdrukking van modernistische alternatieven. Omdat die uitgangspunten ook wetenschappelijk nauwelijks te onderbouwen zijn, kwam in de literatuursociologie de nadruk te liggen op het onderzoek naar de rol van de literaire instituties (materiële productie, distributie, reclame, prijzen e.d.) in de verbreiding van literatuuropvattingen. Een goed voorbeeld van een kunst- en literatuurgeschiedschrijving waarin gepoogd is de cultuur te zien als uitdrukkingsvorm van ideeën die het noodzakelijke product zijn van historische fasen van maatschappelijke ontwikkelingen vormt A. Hausers Sozialgeschichte der Kunst und Literatur, in het Nederlands vertaald onder de titel Van grotschildering tot filmbeeld. De geschiedenis van kunst en literatuur als maatschappelijke verschijnselen (1957; SUN-reprint 13 onder de titel Sociale geschiedenis van de kunst, 1975). Lit: F. Raddatz, Marxismus und Literatur, 3 dln (1969) J.F. Vogelaar (red.), Kunst als kritiek. Voorbeelden van een materialistische kunstopvatting (1972) Y. van Kempen e.a. (red.), Materialistische literatuurtheorie (1972) M.L. Gansberg, Methodenkritik der Germanistik (19734) R. Williams, Marxism and literature (1977) F. Jameson, The political unconscious (1981) M. van Buuren, Filosofie van de algemene literatuurwetenschap (1988), p. 62-72 T. Eagleton & D. Milne (red.), Marxist literary theory: a reader (1996) M. Haslett, Marxist literary and cultural theories (2000) J. Markels, The Marxian imagination: representing class in literature (2003).
|