Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdinstitutieEtym: Lat. institutio = inrichting < in-statuere = in/op plaatsen. Instantie, organisatie of enig ander sociaal verband waarin men zich bezighoudt met de productie, consumptie, verspreiding, bevordering, beoordeling of bestudering van literatuur. Al deze organisatievormen spelen in de praktijk een rol bij de totstandkoming van wat we de canon-1 van de literatuur noemen. Tot deze instituties worden onder meer gerekend de uitgeverijen, de boekhandel en andere verkooporganisaties, het literatuuronderwijs op scholen en universiteiten, de bibliotheken, de literaire kritiek, schrijversorganisaties, tijdschriften en hun redacties, het literaire prijzencircuit, regeringsinstanties die zich met het beleid met betrekking tot literatuur bezighouden, dichtgenootschappen en leeskringen. Historisch kan men daar nog aan toevoegen de kloosters waar manuscripten vervaardigd werden, de rederijkerskamers, de literaire salons e.d. Dit hele complex wordt in de literatuursociologie aangeduid met ‘het literaire veld’. De bestudering van de literaire instituties en hun rol in de vorming van de canon kreeg gestalte onder invloed van de empirische literatuursociologie en kreeg een belangrijke impuls door de publicaties van Pierre Boudieu. Bourdieus aandacht richtte zich op het literaire krachtenveld dat gevormd werd door deze literaire instituties die als sociaal systeem verantwoordelijk zouden zijn voor de smaakvorming. Onder zijn invloed ging men dat sociale systeem bestuderen om te achterhalen in hoeverre literatuur beschouwd kan worden als een ideologisch bepaald corpus teksten. In het Nederlandse taalgebied kreeg deze empirisch literatuursociologische benadering gestalte door het werk van H. Verdaasdonk en C.J. van Rees die aan de Katholieke Universiteit Brabant (Tilburg) dit type onderzoek sterk gestimuleerd hebben. Over de academische beoefening van de literatuurwetenschap schreef N. Laan een proefschrift onder de titel Het belang van smaak (1997). Lit: R. Balibar, Les français fictifs (1974) J. Dubois, L’institution de la littérature (1978) H. Verdaasdonk & K. Rekveldt, ‘De kunstsociologie van Pierre Bourdieu’ in Revisor 8 (1981) 3, p. 49-57 P. Bourdieu, ‘The market of symbolic goods’ in Poetics 14 (1985), p. 13-44 H. Verdaasdonk, ‘Literatuursociologie’ in R.T. Segers (red.), Vormen van literatuurwetenschap (1985), p. 115-136 H. Verdaasdonk (red.), Empirische literatuursociologie aan de KUB, speciaal nummer van TTT, interdisciplinair tijdschrift voor taal- en tekstwetenschap 6 (1986) 3 W. de Nooy, Richtingen & lichtingen. Literaire classificaties, netwerken, instituties (1993) G. Gaiser, Literaturgeschichte und literarische Institutionen: zu einer Pragmatik der Literatur (1993) P. Bourdieu, De regels van de kunst. Wording en structuur van het literaire veld (vert. 1994, orig. 1992) H. Brems, De zangwedstrijd (1994) L’institution littéraire, themanummer van Textyles 15 (1998) D. Schramm & G. Steen, The psychology and sociology of literature: in honor of Elrud Ibsch (2001) J. Jansen & N. Laan (red.), Literaire instituties: van hof tot overheid (2015) N. Laan, Medemakers. Sociologie van literatuur en andere kunsten (2018),
|