Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcanon-1Etym: Lat. regel, norm, lijst. Corpus teksten dat in de loop der tijd tot de literatuur gerekend wordt op grond van erkenning van de literaire waarde of waarvan de waarde voor de letterkunde in ruimere zin bepalend is (geweest) om ze tot de klassieken van de literatuur te benoemen. Reeds de laatantieke Alexandrijnse en Byzantijnse geleerden stelden reeksen op per genre van werken die zij beschouwden als navolgenswaard (imitatio) en daarom aanbevolen werden als schoollectuur. Welke werken gecanoniseerd zijn, zou men kunnen afleiden uit de genoemde of behandelde titels van werken in literair-historische handboeken, lexica of andere overzichtswerken. Voorwaarde voor canonisering is dat geschriften allereerst de sociale status krijgen van een literair werk doordat zij als zodanig door auteurs, uitgevers, critici, literatuurhistorici en literatuurdocenten behandeld worden (receptie-esthetica; smaak; literatuursociologie). Een en ander geschiedt steeds op grond van zich wijzigende literaire opvattingen en dat is er dan ook de oorzaak van dat de literaire canon in de loop der tijd aan verandering onderhevig is. Sommige werken verdwijnen uit de canon, andere worden eraan toegevoegd, enkele ontbreken bijna nooit. Een aardig voorbeeld van de rol van literatuuropvattingen bij de canonvorming is het werk van P.A. Daum (1850-1898) en W.A. Paap (1856-1923). Onder invloed van de standpunten van Forum-auteurs als Ter Braak (1902-1940) en Du Perron (1899-1940) kregen Daum en Paap een plaatsje terug in de canon waaruit ze geleidelijk waren verdwenen. Omgekeerd kwam het werk van de dominee-dichters uit de 19de eeuw onder invloed van de poëzieopvattingen van de Tachtigers onder druk te staan. Soortgelijke verschijnselen doen zich voor bij tot een bepaald genre behorend werk. Strips en reportages zijn pas in de laatste jaren onder invloed van veranderde literatuuropvattingen tot de canon doorgedrongen. Anderzijds is een auteur als Vondel (1587-1679) met zijn werk nauwelijks uit de canon weg te denken. De Russische formalist Tynjanov wees op het vloeiende, historisch bepaalde karakter van de grenzen tussen gecanoniseerde en niet-gecanoniseerde literatuur. Heel wat theoretici hebben zich beziggehouden met de vraag in hoeverre de canon in een cultuur een exponent is van de ideologische structuren die zij op politieke of ethische gronden verwerpen (feministische literatuurkritiek, postkoloniale literatuurstudie). Dit heeft ertoe geleid dat men vaak een alternatieve canon ontwierp. Zie in dit verband hypercanon / counter-canon / shadow canon. Canonvorming geschiedt niet alleen op literaire gronden. Voor de Middeleeuwen geldt een canon die vooral beheerst wordt door didactische of godsdienstige argumenten; het betreft een zeer ruime canon waarin esthetische factoren een ondergeschikte rol spelen. Sinds de romantiek is de canon steeds sterker bepaald door esthetische eisen. De laatste decennia van de 20ste eeuw speelde zich een duidelijke liberalisering van de canon af waardoor grote onzekerheid is ontstaan over wat wel en wat niet tot de canon gerekend dient te worden. Dat heeft ertoe geleid dat het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een commissie in het leven riep onder voorzitterschap van de mediëvist F. van Oostrom om met een rapportage te komen met een voorstel voor een Nederlandstalige literaire canon. Dit resulteerde in een voorzichtig rapport (2006-2008) waarin d.m.v. een aantal historische ‘vensters’ zicht geboden werd op een mogelijke canon. Over het voorstel van de commissie is nogal wat polemiek ontstaan. Lit: F.C. Maatje, Literatuurwetenschap (1970; 19774), p. 81-86 D.W. Fokkema (red.). ‘Literatuurgeschiedenis en canonvorming’, speciaal nummer van Spektator 15 (1985-1986) Ch. Altieri, Canons and consequenses: reflections on the ethical force of regulative ideas (1990) E. van Alphen e.a. (red.), De canon onder vuur. Nederlandse literatuur tegendraads gelezen (1991) D. Fokkema & E. Ibsch, ‘De canon als kritisch en didactisch instrument’ in Literatuurwetenschap & cultuuroverdracht (1992), p. 51-63 D. Schram & E. Andringa (red.), ‘De literaire canon’, speciaal nummer van Spiegel der Letteren 34 (1992) W. van Peer & R. Soetaert (red.), De literaire canon in het onderwijs (1993) H. Bloom, The Western canon (1995) L. van Gemert, Norse negers; oudere letterkunde in 1996 (1996) H. van Lierop-Debrauwer (red.), Dat moet je gelezen hebben: literaire en educatieve canonvorming in de (jeugd)literatuur (2004) F. de Glas, ‘Hebben uitgeverijen invloed op de literaire canon?’ (1992) F. Kermode e.a. (red.), Pleasure and change. The aesthetics of canon (2006) F.P. van Oostrom, Een zaak van alleman: over de canon, schoolboeken, docenten en algemene ontwikkeling (2007) C. Kuipers, The canon (The new critical idiom) (2008) Th. Koops, J.W. Bultje & H. Frijters, De canon: wat elke Nederlander weten moet (2008) L. Duyvendak & S. Pieterse (red.), Van spiegels en vensters: de literaire canon in Nederland, 2 dln. (2009) F. van Oostrom, De canon van Nederland: de vijftig vensters voor kinderen (2009) De canondiscussie, themanummer van Boekman (2009) J. Gorak, The making of the modern canon. Genesis and crisis of a literary idea (2014) N. Laan, 'Canon' in Medemakers. Sociologie van Literatuur en andere kunsten (2018), p. 375-386.
|