Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfeministische literatuurkritiekEtym: Lat. femina = vrouw Benaming voor een literatuurbeschouwing, zowel in de literaire kritiek als in de literatuurwetenschap, die vanaf de jaren 60 van de twintigste eeuw de aandacht vestigt op de problematiek van de vrouw als auteur, als romanpersonage of als lezer. Centrale gegevens zijn de afwijzing van de vanzelfsprekendheid waarmee typisch mannelijke categorieën en normen geüniversaliseerd worden, de verwerping van de seksegebonden stereotypen en de zoektocht naar de eigen identiteit. Dat leidt vaak tot een in twijfel trekken van de traditionele literaire canon-1, waarvan de eenzijdigheid wordt aangeklaagd en gecorrigeerd: vrouwen met literaire interesses kregen in het verleden amper een kans in een door mannen gedomineerd literair systeem. Ze werden vervolgens een tweede keer benadeeld door de literatuurgeschiedenis die tot voor kort door mannen werd geleid. Als voorlopers van feministische literatuurkritiek worden gewoonlijk Virginia Woolf (A room of one’s own, 1929) en Simone de Beauvoir (Le deuxième sexe, 1949) vermeld. Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen de feministen die de verschillen tussen man en vrouw trachten te relativeren en, anderzijds, zij die deze verschillen net proberen te beklemtonen. In verband hiermee worden soms de Anglo-Amerikaanse en Franse feministen tegenover elkaar gesteld. De eersten, ook wel eens de niet-essentialisten of relativisten genoemd, leggen de nadruk op het empirisch-sociologisch aspect en houden zich vooral via historisch onderzoek bezig met de verdrukte positie van de vrouw. De Franse ‘essentialisten’ ontkennen dat cultureel-maatschappelijk aspect niet, maar leggen primair de klemtoon op diepere biologisch-psychologische verschillen en proberen theoretische verklaringsstructuren op te bouwen, deels gesteund op de psychanalytische theorie van J. Lacan (J. Kristeva, H. Cixous, L. Irrigaray), om de vrouwelijke stem of taal af te grenzen van de rationeel-mannelijke. Zij betogen dat er een typisch vrouwelijke schrijfwijze bestaat (zgn. écriture féminine). Vrouwen zouden, meer dan de pragmatisch ingestelde mannen, gevoelig zijn voor de fundamentele veelvoudigheid en onbepaaldheid van taal. De feministische kijk op literatuur heeft in de literaire en academische wereld burgerrecht verworven. In de praktijk zijn er verschillende mogelijke benaderingen: herwaardering van schrijfsters die door hun sekse niet de aandacht kregen die ze verdienen; situering van vrouwelijke auteurs in hun maatschappelijke context; analyse van de openlijk of impliciet viricentrische voorstellingswijze van vrouwelijke personages door mannelijke auteurs (bijv. bechdeltest); kritiek op man-gerichte tekstinterpretaties en bewustmaking van lezers; uitwerking van een feministische taaltheorie, enz. Daarbij kunnen allerlei intellectuele allianties ontstaan, bijv. met de lacaniaanse psychoanalyse, de deconstructie en/of de postkoloniale literatuurstudie. Mede onder invloed van de queer theory is het feministische gedachtengoed deels gaan evolueren in de richting van de algemenere genderstudies. Zie ook feministische literatuur. Lit: H. Stamperius, Vrouwen en literatuur (1980) K. Hemmerechts & W. Neetens (red.), Vrouwelijkheid, mannelijkheid, literatuur (1988) D. de Costa, ‘Écriture féminine’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden (1991), p. 40-48 R. Buikema & A. Smelik, Vrouwenstudies in de cultuurwetenschappen (1993) S. Andermahr e.a. (red.), A glossary of feminist theory (1997) J. Osinski, Einführung in die feministische Literaturwissenschaft (1997) M. Evans, Introducing contemporary feminist thought (1997) H. Hirata, Dictionnaire critique du féminisme (2000) H.A. Olson, Information sources in women’s studies and feminism (2002) K. Oliver & L. Walsh, Contemporary French feminism (2004) E.K. Wallace (red.), Encyclopedia of feminist literary theory (2009).
|