Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdgevoel en verbeeldingCentraal begrippenpaar uit de praktijk en de theorie van de literatuur uit de romantiek, als zodanig overgenomen door latere literatuurbeschouwers en literatuurhistorici. De verstrengeling van beide begrippen vindt deels zijn oorzaak in het sinds het laatste kwart van de 18de eeuw in filosofie en literatuurtheorie opkomende begrip genie. Hierin neemt de individuele schepping op grond van aangeboren talent van de individuele kunstenaar (originaliteit) een belangrijke plaats in. De in de kunstenaarsziel ontwikkelde esthetische idee - aldus deze romantische kunstpsychologie betreffende de ontstaanspoëtica - kende elkaar beïnvloedende emotionele en fictionele elementen. Deze staan borg voor de authenticiteit en originaliteit (J. Kinker) van het kunstwerk, waarin de stemmingen van de kunstenaar (W. Kloos) tot uiting komen. De individuele expressie van eigen gevoel en verbeelding wordt in de romantiek geponeerd als alternatief voor wat gangbaar was in het classicisme met zijn - op het individualisme haaks staande - van boven opgelegde wet. Niet alle romantische kunstenaars zien beide componenten van het begrippenpaar als even belangrijk. Zo zegt W. Bilderdijk in zijn versinterne en versexterne uitspraken dat voor hem het gevoel het belangrijkste is; daartegenover beweert zijn tijdgenoot Kinker dat het primaat ligt bij de verbeelding. De dichtpraktijk loopt hiermee niet altijd parallel. Reacties van het nageslacht op Bilderdijks poëzie bijv. zijn vooral positief over zijn verbeeldingskunst, meer dan over zijn gevoelsexpressie. Lit: G.J. Vis, ‘Denken en doen’ in Spektator 17 (1987-1988), p. 105-128 G.J. Johannes, ‘Willem Bilderdijks verzet tegen “Klassieke” en “Romantische” esthetica. De knoflookgeur van het Duitse denken’ in Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland. Documentatieblad van de werkgroep ‘Sassen’ 3 (1992), p. 107-119 Id., Geduchte verbeeldingskracht. Een onderzoek naar het literaire denken over de verbeelding - van Van Alphen tot Verwey (1992), p. 99-101, 188-190, 238 v., 317-324.
|
|