Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdestheticismeEtym: Gr. aisthanomai = met de zintuigen waarnemen. Een levenshouding waarin schoonheid vergoddelijkt wordt op een zodanige wijze dat ze de gehele levenssfeer doordrenkt. Het kunstwerk wordt hierbij gezien als de uitdrukking van het esthetische individu en in zijn meest geslaagde vorm wordt in het kunstwerk de schoonheid als metafysische representatie van het hogere of de Idee verwezenlijkt (symbolisme). De kunstenaar moet vrij zijn in de middelen die hem ten dienste staan om die schoonheid uit te drukken en mag zich niet laten leiden door didactische, politieke, sociale of andere pragmatische overwegingen. Prikkeling van de zintuigen dient de sensaties te leveren die zo direct mogelijk in de kunst worden weergegeven. Dit leidde vaak tot een spontane en vrije kunst, die bijv. tot uiting komt in de poésie pure en in het veelgebruikte fragment waarin de snelle indruk en de beweeglijkheid ervan wordt vastgelegd. Ook synesthesie speelt daarbij een belangrijke rol. Deze elementen vormen de belangrijkste bestanddelen van het sensitivisme. De bronnen voor deze kunstenaarshouding liggen in de Duitse romantiek (de gebroeders Schlegel, Novalis, Fichte, Schelling e.a.). Al bij Kant treffen we de opvatting aan dat kunst niet afhankelijk is van de werkelijkheid, noch enig nut heeft. Een echo van die opvatting vinden we terug in de formulering van Oscar Wilde dat het leven de kunst nabootst en niet andersom: ‘life imitates art’. Kants uitgangspunt vormt de grondslag van de bekende doctrine van het l'art pour l'art. Ze hangt samen met de toenemende isolering van de kunstenaar in de samenleving van de 19de eeuw: enerzijds een bewust gekozen isolement en anderzijds een afwijzing van de romantische kunstenaar door de bourgeoismoraal van die tijd. In Nederland vinden we de weerklank daarvan in de personages van Multatuli uit de Max Havelaar (1860): Droogstoppel versus Stern en Sjaalman. De kunstenaar is door zijn goddelijke roeping voor de schoonheid anders dan anderen, superieur en geniaal. Dat leidt tot non-conformisme: bohemien, poètes maudits en decadentie. In Frankrijk treffen we het estheticisme als stroming in de kunst aan vanaf Théophile Gautier. In zijn voorwoord tot Mademoiselle de Maupin (1835) wijst hij elke nuttige functie voor de kunst af. Deze stelling werd overgenomen en uitgewerkt door Baudelaire, Flaubert, Mallarmé e.v.a. bij wie het ook een levenshouding betekende: de dienst aan ‘la religion du beauté’. In zijn meest extreme vorm is deze dienst aan de goddelijke schoonheid beschreven in J.K. Huysmans’ A rebours (1884), waarin het estheticisme bovendien een element van de decadente cultuurmoeheid van het fin de siècle meekrijgt. Het estheticisme werd in Engeland vertegenwoordigd door Walter Pater (The renaissance, 1873). Hij beïnvloedde auteurs als Oscar Wilde, Arthur Symons en Ernest Dowson, maar ook beeldende kunstenaars als Aubrey Beardsley e.a. In Nederland is de eerste echte esthetische stroming die van de Tachtigers geweest. In Perks sonnet ‘Deine Theos’ met de regels Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij, is een voorafschaduwing te zien van de schoonheidscultus van de Tachtigers, die vooral in het werk van Kloos (vgl. diens inleiding op Perks Gedichten, 1882), Verwey, Van Deyssel en de vroege Gorter de meest opvallende representanten van dit estheticisme waren. De doctrine van ‘de kunst om de kunst’ leidde tot een kritische praktijk die het kunstwerk opvatte als een autonoom (autonomiebewegingen) gegeven, wat tot gevolg had dat het ook geïnterpreteerd moest worden alszodanig: los van zijn maker of de omstandigheden waaronder het ontstond. Deze kritische opvatting werd uitgewerkt in onder meer het New Criticism. Lit: W. Gaunt, The aesthetic adventure (1945; reprint 1975) R.V. Johnson, Aestheticism (The Critical Idiom, 1969; reprint 1973) R. Spencer, The aesthetic movement: theory and practice (1972) ‘Estheticisme’, speciaal nummer van Uitgelezen (1981) 2 ‘Estheticisme’, themanummer van Forum der letteren 23 (1982) 2 M. Barnard, Een weemoedige tint: agnosticisme en estheticisme bij Allard Pierson (1831-1896) (1987) J.J.A. Mooij, ‘Literatuur en ethiek’ in De wereld der waarden: essays over cultuur en samenleving (1987).
|