Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpoètes mauditsEtym: Fr. verdoemde dichters. Benaming ontstaan naar aanleiding van een artikelenreeks ‘Les Poètes Maudits’ (1884-1888) van Paul Verlaine in het tijdschrift Lutèce. Hij stelde hierin onder die titel enkele toen minder bekende dichters voor, o.a. Corbière, Rimbaud en Mallarmé. Nu heeft het begrip een ruimere betekenis gekregen. Het wijst op dichters die om maatschappelijke of psychologische redenen (zie in dit verband Sylvia Platheffect) of door fysieke aftakeling in de marginaliteit verzeild raakten. De principiële afwijzing van de burgerlijke maatschappij wordt gekoppeld aan het cultiveren van de uitzonderingspositie, i.c. de rol van verschoppeling. Ook de zelfdestructie door drank, drugs of venerische ziekten is een vast onderdeel van het gedoemde-dichtersyndroom. Bekende voorbeelden zijn in de Franse literatuur: Villon, Rimbaud en Verlaine zelf; in de Engelse literatuur Oscar Wilde en Dylan Thomas; in de Nederlandse Willem Kloos. Volgens Rodenko is de poète maudit herkenbaar aan zijn ‘poésie maudite’: dichtwerk waarin een belangrijke plaats is ingeruimd voor het kwaad (satanisme). In die zin vallen daar schrijvers onder als Baudelaire en Slauerhoff. Lit: P. Rodenko (red.), Gedoemde dichters (1957) H. Kreuzer, Die Boheme. Analyse und Dokumentation der intellektuellen Subkultur vom 19. Jahrhundert bis zur Gegenwart (1968) E. Endt, ‘De spanning tussen kunst en leven’ in Spektator 1 (1971-1972), p. 3-17 P. Seghers, Poètes maudits du XXe siècle (1985) E. Krijger, Slauerhoff in zelfbeelden (2003).
|