Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdorganisch expressionismeTerm uit de auteurspoëtica van Paul van Ostaijen, overgenomen door latere literatuurhistorici, voor een fase in diens artistieke ontwikkeling. De wortels ervan zijn te vinden in de 20ste-eeuwse autonomiebewegingen waarin het kunstwerk gezien wordt als een schepping die los staat van de maker en diens gevoelens en gedachten, maar eerder als een origineel en autonoom werk. In de fase die volgde op Van Ostaijens humanitair expressionisme verandert zijn werk in de richting van deze autonomie, zoals blijkt uit de bundels De feesten van angst en pijn (1918-1921) en Bezette stad (1921). Zijn versexterne poëtica loopt daarmee parallel. Van Ostaijen bepleit een organisch expressionisme, waarmee hij doelt op ‘zuivere lyriek’ (zuivere poëzie), autonome poëzie die los staat van de biografische persoon van de maker. Het woord dient in ons onderbewustzijn de herinnering aan de platoonse idee te wekken. Van Ostaijen sluit met deze opvattingen aan bij de ideeën van de zogenaamde formalisten (Nijhoff, Binnendijk, Marsman) tegenover die van de ‘ventisten’ (vorm of vent; Ter Braak, Du Perron), en situeert zich daarmee op geheel eigen wijze als iemand die een ‘in het metafysische verankerd’ spel met woorden speelt. Hij illustreert zijn literaire opvattingen door parallellen te trekken met de beeldende kunst, waarmee hij aangeeft zich verwant te voelen met het constructivisme. Lit: J.J. Oversteegen, Vorm of vent: opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen (1970), p. 125-184 (19783; reprint 2006) F. Drijkongen & J. Fontijn (red.), Historische avant-garde (19862), p. 215-270 (19913) G. Buelens, ‘”Mijn dageraad is deemstering”. Paul van Ostaijen en De feesten van Angst en Pijn’ in P. van Ostaijen, De feesten van Angst en Pijn (2006), p. I-XX G. Buelens, Van Ostaijen tot heden. Zijn invloed op de Vlaamse poëzie (20083).
|
|