Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdorfische gedichtenEtym: Gr. Orphikos = m.b.t. Orpheus. Verzameling Oudgriekse gedichten die toegeschreven zijn aan de legendarische Thracische dichter-zanger Orpheus, die rond 600 v. Chr. zou geleefd hebben. Met zang- en citerspel deed hij stenen en bergen bewegen, kon hij wilde dieren temmen en rivieren bedwingen. Zijn geliefde Eurydice werd op de dag van hun huwelijk door een slang gebeten en naar het dodenrijk verwezen. Orpheus bezong zijn smart zo ontroerend dat hij haar uit het dodenrijk mocht halen, op voorwaarde echter dat hij geen enkele keer zou omkijken vooraleer zij samen de rand van de aarde bereikten. Maar Orpheus twijfelde of Eurydice nog wel volgde, keerde zich om en verloor haar voor de tweede maal. De rest van zijn dagen bracht hij door met het bezingen van zijn liefde en rampspoed (zgn. Orpheusmythe). Door zijn tragiek heeft de figuur van Orpheus dan ook vele musici (van Monteverdi tot Stravinski), dichters (Novalis, Cocteau) en schilders (R. Delaunay) aangesproken. Zie ook hellevaart. Het orfisme of de orfische mystiek is een religieuze beweging, ontstaan omstreeks de 6de eeuw v. Chr., die de ziel als een onsterfelijk en goddelijk gegeven beschouwt dat door ascese en reiniging van het aardse en sterfelijke losgemaakt wordt. De heilige geschriften van deze geloofsgemeenschap werden deels aan Orpheus toegeschreven. Het corpus dat orfische gedichten of Orphica genoemd wordt, bestaat uit de volgende overgeleverde teksten: een verzameling hymnen die binnen de Klein-Aziatische orfische gemeenschap voor de cultus diende; de zgn. orfische Argonautica, een versie van de tocht van de Argonauten die door Orpheus opgetekend zou zijn, en de orfische Lithica, een lang gedicht dat de wonderbaarlijke kracht van stenen bezingt. Deze teksten zijn apocrief; ze kwamen in de 2de eeuw v. Chr. tot stand. Ook een aantal fragmenten die tijdens het Romeinse keizerrijk in neoplatonische geschriften aangetroffen werden, rekent men tot de Orphica. Lit: W. Guthrie, Orpheus and Greek religion (1952) Ch. Segal, Orpheus: the myth of the poet (1989) A. Mertens, Orpheus en Eurydice (1993) L. Brisson, Orphée et l’orphisme dans l’antiquité gréco-romaine (1995) R. Sorel, Orphée et l’orphisme (1995) R. van der Paardt, Het lied van Orpheus: de antieke hellevaart in de moderne literatuur (2003) R.G. Edmonds, Myths of the underworld journey. Plato, Aristophanes, and the 'Orphic' gold tablets (2004).
|