Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdzuivere poëzieDe termen 'zuivere' en onzuivere poëzie worden door A.L. Sötemann gebruikt om er twee tradities in de Europese poëzie van de 19de en 20ste eeuw mee te karakteriseren. Onder zuivere poëzie verstaat hij poëzie die kan worden opgevat als een onafhankelijk artefact, een ‘ding’ dat zijn eigen betekenis en samenhang bepaalt. Zuivere poëzie is poëzie die een eigen, unieke werkelijkheid schept en daarin los staat van de maker en zijn wereld. Er is een duidelijke relatie met de opvattingen zoals die verwoord zijn door de autonomiebewegingen waarin het taalkunstwerk als een autonoom literair fenomeen wordt gezien. Zuivere poëzie bootst niet na, maar schept een onafhankelijke wereld in taal. Het gedicht ontstaat in deze poëzieopvatting dan ook vanuit de eisen die de taal zelf oproept (Nijhoffs ‘creatieve vorm’). Doel is het onsterfelijke in taal te laten spreken: poëzie is nieuwe mystiek of een ‘nieuwe transcendentie van het scheppen’ (Gottfried Benn). Als voorbeeld van zuivere poëzie noemt Sötemann het werk van Gerrit Kouwenaar, die hij stelt tegenover Sybren Polet als vertegenwoordiger van de onzuivere dichters. De term poésie pure heeft maar zeer zijdelings met Sötemanns terminologie te maken, al kan men deze poëzie zien als één van de mogelijke vormen van zuivere poëzie. Lit: A.L. Sötemann. ‘Twee modernistische tradities in de Europese poëzie’, in: Over poëtica en poëzie (1985), p. 77-94 K. Vergeer, ‘Zuivere lyriek – Paul van Ostaijen’ in E. Andringa & S. Wiersma (red.), ‘Behandel de paarden met zachtheid’: moderne Europese poëzie tussen autonomie en engagement (1993), p. 69-75.
|