Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdzwanenzangMetafoor voor het laatste werk dat een kunstenaar voor zijn dood gemaakt heeft. Deze metafoor berust op de volksoverlevering dat de zwaan als hij zijn levenseinde ziet aankomen nog eenmaal prachtig zou zingen. Dat geloof is zeer oud en werd al in de Klassieke Oudheid een literair motief en verspreidde zich over de gehele West-Europese cultuur. Bij Hadewych kan het worden aangetroffen in de Strofische gedichten: Men seghet, die swane, als hi die doot Ook bij Vondel treft men het aan: Waer bleef de zwaan, Willem Bilderdijk schreef al 20 jaar voor zijn overlijden een zwanenzang met zijn gedicht Afscheid (1811) waarin dit motief voorkomt. Ten Kate droeg een zwanenzang op aan Byron, die hij dateerde op Byrons geboortedag 22 januari en diens sterfjaar 1824: ‘Byrons zwanezang’ (J.J.L. ten Kate. Poëzy. Nieuwe bloemlezing, 1880, p. 109). Tegenwoordig kent de term een zeer ruime toepassing en wordt zwanenzang vaak gebruikt voor elke laatste al dan niet kunstzinnige uiting. Lit: H.H. Knippenberg, ‘Zwanenzang in de letterkunde’ in Nieuwe taalgids 39 (1946) 6, p. 172-175.
|