Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdritmeEtym: Gr. rhutmos = regelmatig terugkerende beweging, maat < Gr. rheein = vloeien, stromen. 1. Aanduiding voor het geheel van de 'relational elements of sound' (R. Wellek & A. Warren), het accentverloop (accent-1), in de klank van de natuurlijke gesproken taal. Ten aanzien van het Nederlands (en de overige Germaanse talen) was men, tot het midden van de 20ste eeuw, van mening dat het dynamisch accent overheerste. Blijkens meer recent experimenteel perceptieonderzoek zijn het vooral het melodisch accent en het duuraccent die het ritme van de gesproken taal blijken te bepalen. Bij klankexpressie in het algemeen en bij die van het ritme in het bijzonder dient men een onderscheid te maken tussen het fysische verschijnsel van de klankrealisatie (meetbaar bij proeven in het fonetisch laboratorium) en de psychologische ervaring van het ritme bij de individuele spreker of luisteraar. Dit onderscheid is van belang omdat uit experimentele ervaring blijkt dat het niet altijd identiek is wat twee of meer verschillende taalgebruikers ervaren bij het spreken of horen van eenzelfde groep woorden of zinnen. 2. Term uit de prosodie voor een complex verschijnsel dat berust op het accentverloop in een literaire tekst. Wanneer dat accentverloop volstrekt regelmatig is en een vast patroon vormt, spreekt men van metrum of maat. Omdat bijna geen enkel metrisch gedicht zo’n volstrekt regelmatig patroon vertoont, kan het metrisch schema dan ook opgevat worden als een abstract en illusoir patroon. Steeds zijn er afwijkingen van het metrisch schema: omzettingen van beklemtoond naar onbeklemtoond, lage toppen (onderbetoning) tegenover hoge dalen (overbetoning), tempoversnellingen of –vertragingen, pauzes, etc. Maar steeds schemert het metrisch schema daar doorheen, zodanig dat men het metrum de grondslag kan noemen waarop ritme varieert. Poëzieritme is maar hoogst zelden metrisch zuiver, en Vestdijk spreekt daarom van ‘het conflict tussen metrum en rhythme’ (De glanzende kiemcel, 2007, p. 66). 3. In overdrachelijke zin wordt de term 'ritme' ook wel gebruikt voor de zielsbeweging die door een literair werk golft en die een bepaald levensritme releveert, via zinsbouw, beeldspraak, klankexpressie, tijdsverhoudingen e.a. Zo wordt in het verhaalonderzoek de term 'ritme' vaak gebruikt om het globale of veranderlijke tempo in de relatie verteltijd/vertelde tijd aan te geven, of om een structuur aan te duiden die gekenmerkt wordt door herhaling (bijv. spiegelteksten, contrastwerking). Lit: Fr. Kossmann, Nederlandsch versrythme: de versbouwtheorieën in Nederland en de rythmische grondslag van het Nederlandsche vers (1922) G. Stuiveling, Ritme en metrum in den tijd van ’80 (1934) F.K.H. Kossmann, 'Versvoeten en versmaat' in Tijdschrift Nederlandse taal- en letterkunde 75 (1957), p. 1-23 A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) C.F.P. Stutterheim, ‘Tellen en dichten’ in Conflicten en grenzen (1963), p. 134-152 J. Boets, Moderne theorieën in verband met klankexpressie (1965) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 15-85 E.K. Brown, Rhythm in the novel (19672) A.F.V. van Katwijk, Accentuation in Dutch (1974) R. Wellek & A. Warren, ‘Welluidendheid, ritme en metrum’ in Theorie der literatuur (1974, Ned. vert.), p. 224-247 M.E. Loots, Metrical myths. An experimental-phonetic investigation into the production and perception of metrical speech (diss., 1979) R. Collier & J. 't Hart, Cursus Nederlandse intonatie (1981) G.J. Vis, ‘Iconiciteit en ritme: klankexpressie bij Nijhoff’ in Forum der letteren 32 (1991), p. 46-60 W. Bronzwaer, Lessen in lyriek (1993), p. 51-105 R.D. Cureton, ‘Rhythm and verse study’ in Language and literature (1994), p. 105-124 D. Attridge, Poetic rhythm: an introduction (1995) B. Hayes, Metrical stress theory: principles and case studies (1995) Le sens du rythme, themanummer van Degrés (1996) Ph. Hobsbaum, Metre, rhythm and verse form (1996) G. Dessons & H. Meschonnic, Traité du rythme (1996) A. Neijt, ‘The structure of rhythm’ in Linguistics in the Netherlands (1999), p. 149-161 J. 't Hart, R. Collier & A. Cohen, A perceptual study of intonation. An experimental-phonetic approach to speech melody (1990; 20062) N. Fabb, Language and literary structure: the linguistic analysis of form in verse and narrative (2002) J. Lennard, The poetry handbook (20052), p. 1-30 S. Vestdijk, ‘Rhythme en metrum’ in De glanzende kiemcel (2007, reprint), p. 37-67 Th. Anz, Handbuch Literaturwissenschaft, dl. 2 (2007) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 8 (2007), kol. 223-241 N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry. A new theory (2008) A. Finch, A poet's ear. A handbook of meter and form (2012).
|