Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdklankAanduiding voor de auditief of perceptief fonetische laag van een hardop uitgesproken tekst. De hoorder verwerkt de tekst direct (luisterend naar een akoestische realisatie ervan, waarbij de tekst hardop wordt uitgesproken) of indirect (via stillezen). Omdat spraakklanken niet losstaan van de articulatorische en fysische fonetiek, spreekt men in de literatuurwetenschap over het onderscheid tussen enerzijds de inherente klankelementen (timbre), en anderzijds de relationele klankelementen (accent-1: toonhoogte, sterkte, duur). In de prosodie vormen de inherente klankelementen de basis voor rijm, de relationele voor ritme. Gecombineerd optreden van beide vindt men bijvoorbeeld bij stafrijm en bij eindrijm in metrische (metrum) poëzie. Het is niet ongebruikelijk om bij analyse en interpretatie van poëzie aparte aandacht te besteden aan de klanklaag, het zgn. fonische of fonetische niveau. De status van de klankanalyse is echter problematisch, vooral als het gaat om de toekenning van functies aan de klankvorming van een tekst. Daarin kan bijv. de auteurspoëtica een belangrijke rol spelen. Zo maakt Nijhoff in zijn gedicht ‘Het souper’ bewust gebruik van de letterverbinding 'st' en van de letter 'k' om het stukstoten van glazen in de klank tot uiting te brengen: Lach en stoot glazen stuk tegen elkander. Is hier sprake van een enkele regel, Jan Engelmans gedicht ‘Vera Janacopoulos’ wordt door velen beschouwd als een klankgedicht met de volgende regels: De klankgazelle die ik vond Klank kan niet bestudeerd worden zonder aandacht te besteden aan de betekenis. Wellek en Warren geven daar een overtuigend voorbeeld van d.m.v. het citaat ‘the murmering of innumerable bees’ waarin het gezoem van bijen gesuggereerd zou worden, een effect dat sterk gerelativeerd wordt door een kleine verandering met een groot verschil in betekenis: the murdering of innumerable beeves (‘het vermoorden van talloze ossen’) (Theorie der literatuur, 1968, p. 228-229) Bijzondere klankverschijnselen vormen de onomatopee of klanknabootsing (koekoek, krak, miauw, waf-waf, e.d.) en het gebruik van dissonantie-1 of consonantie-1. Ook verschijnselen als eufonie, ablaut en kakofonie behoren tot de klank. En ook de calembour of woordspeling kan gebaseerd zijn op klankgebruik. Wanneer auteurs bewust gebruik maken van bepaalde klankeffecten om een bepaalde sfeer op te roepen of een specifiek beeld te schetsen spreekt men van klankexpressie of van klanksymboliek. Met name veel naturalisten (naturalisme) hebben in hun woordkunst of écriture artiste daar dikwijls gebruik van gemaakt. Lit: G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 86-142 R. Wellek & A.Warren, Theorie der literatuur (Ned. vert., 1968), p. 224-247 R. Collier & J. ’t Hart, Cursus Nederlandse intonatie (1981) I. Gräbe, Aspekte van poëtiese taalgebruik. Teoretiese verkenning en toepassing (1984) M.L. Gasparov, A history of European versification (1996) Ch. Gooskens, On the role of prosoodic and verbal information (1997) J.M. Gouvard, La versification (1999) J. 't Hart & R. Collier & A. Cohen. A perceptual study of intonation; an experimental-phonetic approach to speech melody (1990, 20062) H. den Ouden, Prosodic realisation of structure (2004) G. Dessous & H. Meschonnic, Traité du rythme: des vers et des proses (20052) M. Schreuder, Prosodic processes in language and music (2006) S. Vestdijk, De glanzende kiemcel (reprint, 2007), p. 101-133 Th. Anz, Handbuch Literaturwissenschaft, dl. 2 (2007), p. 81-87 M. Rubery, Audiobooks, literature and sound studies (2011).
|