Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdheffing1. Term op het gebied van de klank waarmee men oorspronkelijk het heffen (arsis) van de voet bij het dansen aanduidde, tegengesteld aan de term thesis die betrekking had op het neerzetten (of kloppen) van de voet. Bij uitbreiding naar de muziek en de Griekse metriek (metrum) gingen ze in de prosodie respectievelijk - in omgekeerde richting - de daling en de heffing van een versvoet betekenen. 2. In het Latijn betekent ‘arsis’ (ook ‘ictus’) hetzelfde als ons woord ‘heffing’ (top): een verheffing van de stem, waarbij de ‘opgeheven’ syllabe de prominente syllabe van de versvoet is. Vele moderne talen (o.a. het Italiaans, het Engels en het Duits) hebben deze interpretatie overgenomen: lettergreep die de klemtoon (accent-1) krijgt. De metrisch onbeklemtoonde lettergre(e)p(en) vóór of na een heffing noemt men dan daling. In de Germaanse talen onderscheidt men voor de middeleeuwse poëzie nog een tussenvorm tussen heffing en daling, de zgn. zwakgeaccentueerde of halfbeklemtoonde lettergrepen. Men spreekt in dit verband ook wel eens van zwakke heffing of sterke daling. In de middeleeuwse Germaanse poëzie had een versregel over het algemeen een vast aantal (sterke) heffingen, meestal vier. Voor de rest was het aantal lettergrepen en dalingen vóór en na de heffingen wisselend. Vanaf de 16de eeuw is dit vrije vierheffingsvers verdrongen door een regelmatiger jambisch (jambe) metrum (ˇ ˉ). Lit: A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 15-85 N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry: a new theory (2008).
|
|