Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvolrijmTerm uit de prosodie voor die vorm van rijm waarbij de gelijkluidendheid tussen rijmvrager en rijmgever betrekking heeft op de desbetreffende beklemtoonde klinker en de eventueel direct daaraan voorafgaande en/of daarop volgende medeklinker(s), zoals in: O zwijg, wie daar luidruchtig sprak, Hier wordt de rijmklank ‘ak‘ voller door de voorafgaande medeklinker ‘r‘ en bovendien nog iets voller door de daaraan voorafgaande labiale medeklinkers ‘p’ en ‘b’. Behalve in een geval als dit (mannelijk rijm) kan volrijm ook voorkomen bij vrouwelijk rijm en bij glijdend rijm. Het verschijnsel is niet gebonden aan de categorie van het eindrijm, maar kan ook elders in het vers optreden. Lit: M. Murat & J. Dangel (red.), Poëtique de la rime (2005) S. Vestdijk, de glanzende kiemcel (reprint, 2007), p. 68-100.
|
|