Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon–vrouwelijk rijmTerm uit de prosodie waarmee die vorm van rijm wordt aangeduid waarbij rijmvrager en rijmgever een tweesyllabige rijmklank hebben waarvan de eerste syllabe beklemtoond is, zoals in: Nu loop ik langs de wegen Synoniem: slepend rijm. Lit: A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 100 e.v. S. Vestdijk, De glanzende kiemcel (reprint, 2007).
|
|