Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdVijftigersAantal Nederlandse en Vlaamse auteurs die zich vanaf 1949 gedurende een korte periode als groep manifesteerde, onder meer in tijdschriften als Braak, Blurb en Podium. Tot deze groep behoorden de dichters die in de bloemlezing Atonaal (1951) voorkomen: Hans Andreus, Remco Campert, Hugo Claus, Jan G. Elburg, Jan Hanlo, Gerrit Kouwenaar, Hans Lodeizen, Lucebert, Paul Rodenko, Koos Schuur en Simon Vinkenoog. In het schrijversprentenboek De Beweging van Vijftig (1965) worden daar nog aan toegevoegd Rudy Kousbroek, Sybren Polet en Bert Schierbeek, terwijl Koos Schuur hierin ontbreekt. Behalve in de genoemde tijdschriften is het groepsoptreden vooral tot uiting gekomen in een aantal gebeurtenissen: het optreden van Lucebert als ‘Keizer der Vijftigers’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam (1953) en het verschijnen van bloemlezingen als Atonaal (1951), Nieuwe griffels schone leien (1954) en Vijf 5tigers (1955). Omdat de Vijftigers in hun poëzie kiezen voor het experiment worden ze ook wel de experimentelen genoemd. Hun poëzie sluit aan bij de experimenten van het modernisme van voor de Tweede Wereldoorlog, met name bij het dadaïsme en het surrealisme. Ze keren zich tegen het estheticisme van o.a. de Tachtigers en tegen het intellectualisme van Forum. Vijftig is vooral een poëziebeweging die streefde naar wat ze zelf ‘proefondervindelijke poëzie’ genoemd heeft, d.w.z. poëzie die rechtstreeks uitgaat van de ervaringswerkelijkheid en deze vertaalt in een directe en anti-traditionele vorm. Esthetische principes mogen geen belemmering zijn voor de vrije creativiteit van de dichter. Daarbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van taalexperimenten, een spel met de betekenis, de klank, de typografie, de spelling en de interpunctie. Zelf beschouwden ze, blijkens een eigen bloemlezing in 1951, hun gedichten als atonale poëzie. Het toeval kan in hun poëzie een rol spelen, bijvoorbeeld in de associatieve (associatie) verbanden die vergelijkbaar zijn met de improvisatietechniek van jazzmusici. Jazz was trouwens een geliefd thema bij de Vijftigers (jazzgedichten). Maar naast deze associatieve aspecten zijn er ook bewuste en zeer doordachte taalexperimenten waarbij getracht wordt werkelijkheid en taalmateriaal zo dicht mogelijk op elkaar te betrekken. De Vijftigers kenden een grote affiniteit met het werk van de beeldende kunstenaars van de ‘Experimentele Groep in Holland’ (Appel, Corneille, Constant e.a.) van de Cobra-beweging (Copenhagen, Brussel, Amsterdam). De schilder-dichter Lucebert maakte deel uit van deze groep, maar er waren ook tal van contacten tussen dichters en schilders. Niet alleen deelden ze vaak dezelfde maatschappelijke opvattingen, maar ook de nadruk van Cobra op het spontane en primitieve, zoals dat bijv. bij kinderen nog onaangetast is, hadden ze met elkaar gemeen. De taalexperimenten maken de poëzie van de Vijftigers vaak moeilijk toegankelijk, maar de tekstgerichte benadering ervan, o.m. in het tijdschrift Merlyn, heeft ertoe bijgedragen dat de erkenning van deze poëzie niet lang op zich heeft laten wachten. Toen die erkenning een feit was, viel de beweging als groep vrij snel uiteen. In Vlaanderen vond een soortgelijke ontwikkeling plaats in dezelfde tijd. Daar waren het o.m. de auteurs Louis Paul Boon, Jan Walravens, Hugo Claus, Remy C. van de Kerckhove, Tone Brulin en Ben Cami die zich groepeerden rond het tijdschrift Tijd en Mens dat in 1952 een tijdelijke fusie aanging met het Vijftigertijdschrift Podium.
Voorbeeld van de samenwerking tussen Cobra en de Vijftigers. [bron: H.J.F.M. Lodewick, W.A.M. de Moor & K. Nieuwenhuijzen, Ik probeer mijn pen (1979), p. 195].
Lit: P.P.J. van Caspel, Experimenten op experimentelen (1955) A. den Besten, Stroomgebied (19583) De Beweging van Vijftig, Schrijversprentenboek, dl. 10 (1965) P. Rodenko, ‘De experimentele explosie in Nederland’ in De Gids 140 (1977), p. 468-477, 568-579, 721-740; 141 (1978), p. 37-48 R.L.K. Fokkema, Het komplot der Vijftigers (1979) C.W. van de Watering, Met de ogen dicht (1979) H. Dütting (red.), Archief de Vijftigers,2 dln. (1983) E. Slagter, Tekst & beeld. Cobra en Vijftig. Een bibliografie (1986) G. de Jager, Argumenten voor canonisering: de Vijftigers in de dag- en weekbladkritiek 1949-1959 (1992) P.J.M. Buelens, Ad den Besten en de dichters van Vijftig (1992) J. Joosten, Feit en tussenkomst: geschiedenis en opvattingen van Tijd en Mens (1949-1955) (1996) M. Doorman, ‘Vernieuwing in de poëzie: Podium en de Beweging van Vijftig’ in Steeds mooier. Over vooruitgang in de kunst (19973), p. 120-153, 269-274 H.J.A. Hofland & T. Rooduijn (red.), Dwars door puinstof heen: grondleggers van de naoorlogse literatuur (1997) R. Fokkema, Aan de mond van al die rivieren. Een geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds 1945 (1999) P. Glasgold & D. Messerli (red.), Living space: poems of the Dutch Fiftiers (2005) H. Scholten, Lyriek is de moeder der politiek: opvattingen over poëzie en maatschappelijk engagement in de dichtersbeweging der Vijftigers (2005) K.D. Beekman & G. de Vriend, ‘Postmodernisme’ in G.J. van Bork & N. Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme (2010), p. 241-298.
|