Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprozaEtym: Lat. prosa, verkort uit oratio prosa < prosus, prorsus = voorwaarts, rechtuit, naar voren gewend (pro-versus). Vorm van schriftelijk taalaanbod, ook wel ondicht genoemd, dat visueel gekenmerkt wordt door het feit dat de regels over de volle breedte van de pagina geschreven zijn zodat _ afgezien van incidenteel wit-1 _ uitgevulde tekstregels ontstaan. Proza onderscheidt zich van poëzie doordat het niet gebonden is aan de versregel (vers-1) en evenmin aan bij dichtwerk vaak optredende verschijnselen als rijm en metrum. Een oudere benaming voor proza is ‘ongebonden vorm’ tegenover de ‘gebonden vorm’ van poëzie. Vanaf de Oudheid schreef men niet-fictionele literaire werken (vaak die met een historiografische inhoud) in proza, vanuit de opvatting dat proza beter geschikt was om het waarheidsgehalte te dienen dat men voor ogen had. Deze notie van ‘waar’ proza tegenover ‘leugenachtige poëzie’ blijft gedurende de gehele middeleeuwen als oordeel een rol spelen. Wanneer aan het eind van de middeleeuwen het lezerspubliek sterk toeneemt en de boekdruk het bereiken van dat publiek mogelijk maakt, worden de berijmde ridderromans uit de voordrachts- en voorleescultuur ontrijmd tot prozaromans, die zich in tegenstelling tot de berijmde teksten wél zelfstandig laten lezen. In middeleeuwse handschriften kan het evenwel voorkomen dat berijmde teksten niet in kolommen, maar net als proza, over de volle breedte van de bladspiegel uitgeschreven zijn (om perkament te sparen). Men spreekt dan van scriptio continua. In de renaissance ontstaat – met name bij P.C. Hooft – een prozasoort die zich oriënteert op het klassieke proza, met name dat van Tacitus, dat een niveau heeft dat voor de toenmalige elite aanvaardbaar werd geacht. Men beschouwde immers de middeleeuwse prozaromans in die tijd als minderwaardige ‘jongensboeken’. Vanaf de 18de eeuw gaat men proza meer en meer voor fictionele teksten gebruiken, zowel narratief als dramatisch. Daarbij blijft de indruk bestaan dat proza beter in staat is de suggestie van ‘echt gebeurd’ te waarborgen. De meeste literaire prozateksten, zoals het verhaal-1, de novelle, het sprookje en de roman worden vanwege hun verhalende karakter tot de epiek gerekend. Anders dan poëzie wordt proza veel vaker voor niet-fictionele teksten en dus veel meer buiten de literatuur gebruikt. Er zijn wat de literatuur betreft randgevallen van het proza, zoals het essay, de recensie, de reisbeschrijving, etc. Maar net als voor poëzie geldt voor literair proza dat de vertelprocedés, de stijlfiguren en andere vormgevingsverschijnselen tot de poëtische functie behoren en de leeshouding van de lezer mede bepalen. Ook voor het proza kan vastgesteld worden dat er overgangsvormen bestaan tussen poëzie en proza. Men kan daarbij denken aan het lyrisch proza, het ritmisch proza of het prozagedicht. Omdat proza de gebruikelijke schrijfvorm is van de dagelijks gesproken omgangstaal, kreeg het genre al gauw het etiket van ‘taal van alledag’ en het adjectief ‘prozaïsch’ de betekenis van ‘gewoon’ of ‘alledaags’ tegenover poëtisch. Zie ook mot-chose/mot-signe en proême. Lit: P.F. Baum, The other harmony of prose (1952) M. Boulton, Anatomy of prose (1954) J. Anderegg, Fiktion und Kommunikation. Eine Beitrage zur Theorie der Prosa (1973) K. Beekman & F. de Rover, Literatuur bij benadering (1987), p. 118-137.
|
|