Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdondichtEen nu verouderde ‘Nederlandse’ (purisme) term ter aanduiding van proza en dit in tegenstelling tot ‘dicht’ voor poëzie. Het prefix ‘on-’, dat onvolledigheid of onvolkomenheid suggereert, geeft daarbij de lagere literaire status aan die proza vroeger had in vergelijking met vers. Men vindt het begrippenpaar dicht/ondicht bijv. bij C. Huygens, die het thematiseert in de volgende aantekening bij zijn Daghwerck (1638), waarbij hij ‘dicht’ verder associeert met de expressieve dichtheid (densiteit, complexiteit, gelaagdheid) die men van echte poëzie mag verwachten: Soo daer geen onderscheid en ware tuschen Dicht en onDicht, mochtmen altoos in Dicht, of altoos in onDicht schrijuen. Maer het langhe gebruijck, segt Jae, en vele redenen bewijsen't; alle te kennelick, om op niews te melden. Nochtans sietmen soo ongelijcke dinghen hier vermenghen, daer verwisselen. daer zijn Dichters, die selden Dicht baren; meest, onDicht, in Rijm. en 'twerdt gangbaer: pro captu lectoris. Haer lof is; sij spreken klaer, en behoeuen geen' tolck. Soo en doen sij: maer wie soude haer de duijsterheid vergeuen? haer Dicht is onDicht. Soo en ginght met de oude niet. Haer Dicht was Dicht verr van onDicht, en behoefde wat vertolcks. Zie ook gedicht. Lit: L. Roose, ‘Dicht moet dicht zijn’ in De nieuwe taalgids (1966), p. 27-28.
|
|