Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpurismeEtym: Fr. overdreven zuiverheid < pur = zuiver. Taalkundige term voor het streven naar (herstel van) zuiverheid van de moedertaal door het weren van barbarismen, een streven dat meer politiek-economisch (nationalistisch-chauvinistisch) dan taalkundig-wetenschappelijk bepaald wordt. Doordat purisme vaak tot overdreven zuiveringsacties heeft geleid, heeft de term een wat negatieve bijsmaak gekregen. Zie ook exofonie en heterolinguïsme. In verschillende perioden van de taalgeschiedenis vallen puristische tendensen aan te wijzen, allereerst bij de humanisten (humanisme) die bij de reconstructie van de juiste tekst van de klassieke geschriften ook een zuiver Latijn trachtten te herstellen (puritas). Vervolgens probeerde men ook tijdens de renaissance de respectieve moedertalen op te bouwen naar het model van het Latijn (taalbouw), waarbij de zuivering een belangrijke plaats innam in het werk van de spraakkonstenaren, wetenschappers en literatoren. Tussen 1635 en 1694 deed de Académie Française een geslaagde poging om een zuiver Frans tot stand te brengen. Nog in 1994 werd in Frankrijk een poging gedaan om via wetgeving de invloed van het Engels-Amerikaans op de Franse taal te weren. Centraal in de puristische beweging van de 16de en 17de eeuw stond de bewijsvoering voor de oorspronkelijkheid van het Nederlands ten opzichte van met name de Romaanse talen: Becanus meende bewijzen te hebben voor het Nederlands als de taal van het paradijs, een gegeven dat vervolgens gebruikt kon worden in de strijd tegen de verfranste rederijkerstaal. Van Hout, Coornhert, Spiegel, Hooft, Vondel en vele anderen wezen er bij voortduring op dat het Nederlands in geen enkel opzicht de mindere was van de ons omringende talen. Dankzij Stevin is de wiskundeterminologie grotendeels vernederlandst, maar ondanks pogingen van o.a. Hugo de Groot is dat niet gelukt met de juridische termen. In de tweede helft van de 18de eeuw komt er verzet tegen de al te rigide taalzuivering van de classicisten. Na de Franse tijd volgt een nieuwe puristische golf tegen de ‘Fransche taalbastaardij’ (Staring, 1816; B.H. Lulofs, 1826), maar ook tegen de inmiddels binnengedrongen invloed uit het oosten, waartegen zich vooral eind 19de eeuw de samenstellers van het Woordenboek der Nederlandsche Taal keerden. De 19de-eeuwse Zuid-Nederlandse auteurs (Conscience, Gezelle) haalden echter liever germanismen binnen in de strijd tegen de gallicismen. De toenemende internationalisering in de 20ste eeuw betekent koren op de molen van de puristen, maar tevens vechten tegen de bierkaai. Een gematigd purisme is vertegenwoordigd in het Genootschap Onze Taal (opgericht in 1931) dat zich ten doel stelt ‘het verantwoorde gebruik van de Nederlandse taal te bevorderen en aan hen die haar gebruiken meer begrip en kennis daarvan bij te brengen’. Lit: C.G.N. de Vooys, Geschiedenis van de Nederlandse taal (19525) L. van den Branden, Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands in de 16de eeuw (1956) J. Jansen, Brevitas. Beschouwingen over de beknoptheid van vorm en stijl in de renaissance, dl. 1 (1995), p. 381-398 Onze Taal (1931- ).
|